maandag 26 maart 2012

Divine intervention

Zo af en toe kom ik weer eens wat tegen, dat mij oproept te geloven in goddelijke interventie als gevolg van gebed. Als ik ergens mee worstel, dan is dat het wel.

Vanmiddag lag ik in de tuin te slapen, in het zonnetje. Heerlijk. Ik zou elke dag wel zo in het zonnetje willen zitten. De boer om de hoek vindt dit waarschijnlijk een minder goed idee.

Ik begrijp heus wel dat het niet elke dag in Nederland zo warm kan zijn, tenzij het klimaat op onze planeet rigoureus verandert. Dat zou waarschijnlijk een Holland-in-zee veroorzaken, dus thanks-but-no-thanks. Mijn punt is dan ook: er zijn zomerse dagen waarop in de stad uitbundig gedankt wordt voor het fijne ijscoweer, terwijl de agrariërs in de regio zuchten om een beetje regen. Wat moet ik me in zo'n situatie voorstellen van goddelijke interventie als gevolg van gebed?

Sommige mensen vinden dat God, zo die bestaat in de vorm die mij tot nu toe is geleerd, moet worden betrokken bij iedere beslissing in ons leven. Je huis verkopen, een andere baan zoeken, een vakantie boeken, etcetera. Ik weet het niet, hoor...

Er zijn ook mensen die claimen dat hun gebed voor kinderen het leven van die kinderen daadwerkelijk verandert. Ook daarvan zeg ik: ik weet het niet, hoor. Ik wil het ZO graag geloven, maar ik vermoed dat een kwartier mediteren over de bewuste kinderen, of een brief schrijven aan die kinderen hetzelfde effect zou hebben. Omdat het mensen betrokken maakt op die kinderen, hun levens ze aan het hart gaan, ze van zich zullen laten horen aan deze kinderen. Dat dát een verschil maakt, daar durf ik mijn hand wel voor in het vuur te steken.

Wat is er mis mee als ik in mijn leven in de eerste plaats nastreef: blijdschap, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid, zelfbeheersing. Moet ik dan per se God bidden om de context waarin ik die zaken nastreef? Het lijkt me tijdverspilling aan beide kanten.

En, als ik dan ga bid, zou ik dan niet vooral richting mezelf moeten bidden, zodat mijn levenshouding te verbetert? Het lijkt me zoveel nuttiger dan God te bidden of hij de hongerigen in Afrika voeden wil, of de bejaarden in het bejaardentehuis nabij wil zijn. Ik krijg van dat soort gebeden een alleswordtnieuwsyndroom: "stil maar, wacht maar, alles wordt nieuw".

Ondertussen leunt de mens nog eens achterover in zijn luie stoel: God zal het wel oplossen. Jaja.

dinsdag 20 maart 2012

Uit met de eeuwigheid

Zo langzamerhand drogen mijn grootste frustraties uit.
Of word ik in beslag genomen door gewonere dingen, net hoe je het wilt zien.

Ik kwam vandaag een gedicht tegen van Hans Andreus, wiens gedichten mij vaak erg aanspreken.
Met net het boek van Klaas Hendrikse -dat weinig te raden overlaat, maar op een bepaalde manier ook troostvol voor me is- achter de kiezen, wijst Andreus posthuum naar het geheime, het mysterieuze, het onuitspreekbare, het onnoembare dat ik ondanks alles probeer aan te raken. Zelfs al is het maar voor heel even.


Laatste gedicht - Hans Andreus
       
Dit wordt het laatste gedicht wat ik schrijf,
nu het met mijn leven bijna is gedaan,
de scheppingsdrift me ook wat is vergaan
met letterlijk de kanker in mijn lijf,

en, Heer (ik spreek je toch maar weer zo aan,
ofschoon ik me nauwelijks daar iets bij voorstel,
maar ik praat liever tegen iemand aan
dan in de ruimte en zo is dit wel

de makkelijkste manier om wat te zeggen),-
hoe moet het nu, waar blijf ik met dat licht
van mij, van jou, wanneer het vallen, weg in
het onverhoeds onnoemelijke begint?

Of is het dat jij me er een onverdicht
woord dat niet uitgesproken hoeft voor vindt?

maandag 19 maart 2012

Stille omgang

Ergens las ik in de afgelopen twee dagen iets over de Stille Omgang in Amsterdam. De rooms-katholieke kerk blijft me verbazen... een erkend wonder, een uitgebraakte hostie in 13zoveel, is namelijk de aanleiding voor deze "stille tocht".

Dit staat wel in erg schril contrast tot waar Klaas Hendrikse over schrijft: God als idee van de menselijke geest, niets meer, niets minder. Een God waar je dan evengoed in kunt geloven, als een ervaring die gebeurt tussen mensen.

Als ik vandaag moest kiezen tussen boven of beneden, dan heb ik de afgelopen weken genoeg stof tot nadenken en twijfel gevonden om niet zo 1-2-3 een antwoord te kunnen geven... En 14% van de onderzochte predikanten in het IKON-onderzoek 'God is een verhaal' met mij: ook onder die groep zijn twijfelaars en zelfs mensen die zeker menen te weten dat God niet bestaat. (Klaas Hendrikse is dus zeker niet de enige: 2% van 860 is 17).

Nooit heb ik geweten dat Harry Kuitert, van wie de citaten ''Alle spreken over boven komt van beneden' en "eerst waren de mensen en toen pas goden en God" afkomstig zijn, ophield te geloven in de goddelijke voorzieningheid nadat hij de watersnoodramp van '53 meemaakte. Hij was het ook die in 2011 in een interview met Transparant zei:

"Zelfs Karl Barth durfde het niet meer aan om te zeggen dat er iets van een mens overblijft na zijn dood. We blijven over in Gods gedachten, schreef hij. Een mooie oplossing!"

Ik snap niet hoe ik nog verontwaardigd moet zijn over wat Harry Kuitert te zeggen heeft. Want een mooie oplossing, dat is het inderdaad. In ieder geval een stuk mooier dan een uitgebraakte hostie. 

zaterdag 17 maart 2012

Broodje Aap

Het was een broodje-aap-verhaal over Neil Armstrong dat me een paar jaar geleden deed nadenken over christelijke "urban legends". In de moslimwereld gaat het gerucht, dat Neil Armstrong zich tot moslim bekeerd heeft, nadat hij in de ruimte het begin van de islamitische oproep tot gebed (Allahu akbar) had gehoord. Vervolgens zou hij verhuisd zijn naar Libanon.
Neil Armstrong heeft inderdaad in Lebanon gewoond. Lebanon, Ohio, that is. En dat was het ook wel zo'n beetje wat er waar is van het verhaal.

Mijn top 3 christelijke broodje aap-verhalen, waar ik zo langzamerhand toch een beetje moe van begin te worden:

1. De ark van Noach is gevonden op de berg Ararat, maar de islamitische staat Turkije geeft geen toestemming voor verder onderzoek, omdat de ark volgens de Koran op de berg Judi terechtkwam, toen het water van de zondvloed zakte. (De ark is niet gevonden, het is wel geprobeerd, maar het 'bewijs' dat hierbij gevonden bleek vals, of wordt maar niet vrijgegeven voor onderzoek... jaja)

2. De NASA miste 24 uur bij het berekenen van de stand van de aarde ten opzichte van de zon. Een bijbelkenner wees op Jozua en voilà, een kloppend plaatje! (lees hier het statement van NASA op hun jongerenwebsite)

3. Mondex American Express werkt op dit moment aan de ontwikkeling van een onderhuidse chip, die in de rechterhand of het voorhoofd moeten worden geïmplanteerd. Zonder deze chip mag niemand kopen of verkopen. Het eind der tijden is nabij! (Inclusief aantrekkelijke powerpointpresentatie! Zucht...)

En toen ik eens intypte 'christian urban legends' kon ik helemaal mijn lol niet op... http://www.google.nl/search?hl=nl&output=search&sclient=psy-ab&q=christian+urban+legends&oq=christian+urban+legends&aq=f&aqi=g-L1g-vL3&aql=&gs_sm=3&gs_upl=68690l72981l0l73165l23l18l0l5l5l0l418l3954l0.6.10.1.1l23l0&gs_l=hp.3..0i19j0i15i19l3.68690l72981l0l73165l23l18l0l5l5l0l418l3954l0j6j10j1j1l23l0.frgbld.&pbx=1&biw=1366&bih=605&cad=cbv&sei=k_pkT7H9MM-fOtjMlYgI

Een uitgebreide verse van dit blog is gepubliceerd op http://dwazeschare.nl/2014/07/08/de-vraag-van-vandaag-broodje-aap/.

donderdag 15 maart 2012

De God die niet bestaat

Vandaag maar eens begonnen in 'Geloven in een God die niet bestaat' van Klaas Hendrikse. Zijn meest recente boek, 'God bestaat niet en Jezus is zijn zoon' staat nog op mijn verlanglijstje. Om met de woorden van Arjan Plaisier, scriba van de generale synode van de Protestantse Kerk in Nederland, te spreken: Hendrikse "laat weinig tot geen ruimte voor een unieke betekenis van Jezus Christus voor ons mensen".

Hendrikse gelooft in een horizontale God, een God die 'gebeurt' bij de gratie van mensen. Hij is niet de enige predikant die er zo over denkt: in Duitsland heb je dominee Paul Schulz. Maar, in tegenstelling tot wat je na de mediahype rondom Hendrikse zou verwachten: er is niets nieuws onder de zon... Het vrijzinnig-protestantisme kwam op in het midden van de 19e eeuw, dus er zullen weinig theologen zijn geweest die van hun stoel vielen van verbazing van Hendrikses 'manifest'.

Hans Küng, Zwitsers Rooms-katholieke theoloog, schreef het boek 'Existiert Gott? Antwort auf der Gottesfrage der Neuzeit'. Via verhandelingen over filosofen, nihilisten, theïsme komt hij uiteindelijk uit bij het waarom van zijn geloof in de christelijke God. Als ik recensies lees, herken ik stukjes van mijn eigen route van de afgelopen weken. Maar Küng lijkt zichzelf niet de vraag te stellen, of God op te vatten is als wezen buiten ons, of misschien toch meer als horizontale 'aanwezigheid'. En dat blijft toch voor mij steeds weer de vraag waar ik bij uit kom, samen met de vraag naar de historiciteit van Jezus' opstanding.

Frank Westerman schreef 'Ararat'. Geen theologisch naslagwerk, maar een persoonlijk verslag over zijn beklimming van de berg Ararat. Westerman, afkomstig uit een streng-christelijk gezin uit Assen, zegt zelf dat hij deze beklimming deed om te begrijpen 'hóé de godsdienstigheid uit mijn leven was weggesijpeld’. Een citaat uit zijn boek, dat ik uit een recensie heb geplukt: ‘Ik was geen ongelovige die in zijn veertigste levensjaar een heilige berg beklom om na te gaan of er niet toch iets waars of waardevols in het geloof van zijn jeugd stak. Het lag anders: het bedwingen van de Ararat was een proef die ik was aangegaan om erachter te komen of ik me van die erfenis kon losmaken. En of ik dat wel wilde.’ Klinkt bekend, hoewel mijn berg mentaal is, en ik bij het aangaan van mijn 'proef' dacht dat ik zekerder in plaats van onzekerder zou worden over geloven in God. De top is nog niet in zicht, zullen we maar zeggen.

woensdag 14 maart 2012

Wat drijft de volken

Naar aanleiding van het boek 'Op zoek naar de onzichtbare God' van Philip Yancey moest ik denken aan psalm 2, in de berijmde versie uit het Gereformeerd Kerkboek. In het bijzonder aan de eerste twee regels: Wat drijft de volken, wat bezielt ze toch? Wat is de waanzin toch die zij beramen?

Eén van de dingen die ik lastig kan plaatsen binnen het materiële wereldbeeld van het positief atheïsme (Richard Dawkins en consorten) zijn zaken als maatschappelijke verandering, ontwikkeling, altruïsme. Ik houdt het gevoel, dat het menselijk bestaan meer is dan een som der delen. Ik ben trouwens niet de enige. Er zijn verschillende alternatieven voor het materiële wereldbeeld, die proberen recht te doen aan de complexiteit van fenomenen als waarheid, kennis, cultuur vanuit meer dan een puur fysieke (genen, hormonen, neuronen) verklaring. 

Natuurlijk, het materiële wereldbeeld heeft veel gebracht. Het heeft ons van alles geleerd over hoe de wereld in elkaar zit. We gebruiken die kennis voor allerlei toepassing. En ja, het heeft geholpen om God af en toe buiten die zoektocht naar natuurlijke mechanismen te houden - anders hadden we nu nog niet geweten hoe donder en bliksem worden veroorzaakt. Maar gelovigen van alle tijden en plaatsen hebben uiteindelijk misschien toch beter dan de wetenschap begrepen, dat het fysische alleen geen antwoord, geen betekenis, geen troost biedt voor ons menselijk bestaan. Huston Smith, godsdienstwetenschapper wijst erop dat alle wereldgodsdiensten geënt lijken te zijn op drie kernwaarden: nederigheid, liefdadigheid en waarheid(sgetrouwheid). Die drie kernwaarden drukken iets uit van wat mensen kan brengen richting een betere samenleving. Vertrouwen op enkel onze fysieke processen kan dat volgens mij niet: mensen maken niet voor niets afspraken over elkaar niet doden, beroven, verkrachten, enzovoorts. Aan die afspraken moet iedereen zich houden: de mens wiens fysieke processen hem meer laten neigen richting misdaad dan is in principe net zo verantwoordelijk als een ander zonder die neigingen.

Het geloof in de donder en bliksem als stem van God, doet me trouwens denken aan de "God van de gaten", een term die o.a. door Dietrich Bonhoeffer - theoloog en Duits verzetsstrijder tijdens WO II, wordt besproken. Filosoof  Floris van den Berg legt het als volgt uit: "Gelovigen zeggen: 'De wetenschap kan X niet verklaren, derhalve heeft God X veroorzaakt.' De wetenschap geeft dan als antwoord: 'De wetenschap heeft X nog niet verklaard, maar we zullen dat in de toekomst waarschijnlijk wel kunnen'." Bonhoeffer waarschuwt tegen een dergelijk godsbeeld, omdat het je niet ver brengt: "...how wrong it is to use God as a stop-gap for the incompleteness of our knowledge. If in fact the frontiers of knowledge are being pushed further and further back (and that is bound to be the case), then God is being pushed back with them, and is therefore continually in retreat. We are to find God in what we know, not in what we don't know." Een dergelijk godsbeeld, dat bijvoorbeeld zou kunnen vereisen dat men een schepping in 6x24 uur verdedigt of een stilstaande zon in het boek Jozua, totdat het tegendeel bewezen is, doet geen recht aan waar het begrip God voor staat.

Professor Anton Houtepen zag tijdens de laatste decennia een verschuiving in het godsbeeld. Men nam zowel afscheid van een vreemde verre God als van God als almachtige despoot. In plaats daarvan ontwikkelde zich (in christelijke kringen) een positief Godsbeeld: God als mysterie van erbarmen en gerechtigheid. Een God die niet kan 'gegrepen' worden in een statisch beeld, maar per definitie méér is dan slechts een metafoor voor wat wij (nog) niet begrijpen. In mijn woorden: God als bron van goed, vrede, barmhartigheid, liefde, blijdschap, trouw, lankmoedigheid. De wereld mag dan materie zijn, God handelt "in" ons om die dingen in de wereld te vertegenwoordigen en te bewerkstelligen.

Deze ontwikkeling lijkt me een juiste, één die ons helpt onszelf te verhouden tot wie of wat God is, op een andere manier dan we vroeger misschien geleerd hebben.


dinsdag 13 maart 2012

Discipelschap

Er zijn in christelijke kring heel wat trainingen en boeken over discipelschap, oftewel het leerling van Jezus zijn. Dat zette me aan het denken over de twaalf disicpelen van Jezus die tijdens zijn leven met hem door Israël trokken. In de Bijbel staan genoemd: Dit zijn de namen van de twaalf apostelen: als eerste Simon, die Petrus genoemd wordt, en zijn broer Andreas, Jakobus, de zoon van Zebedeüs, en zijn broer Johannes, Filippus en Bartolomeüs, Tomas en de tollenaar Matteüs, Jakobus, de zoon van Alfeüs, en Taddeüs, en ten slotte Simon Kananeüs en Judas Iskariot, die hem zou uitleveren. Later kwam Mattias hierbij, in de plaats van Judas, die zichzelf doodde nadat Jezus had uitgeleverd aan de soldaten van de Joodse hogepriester Kajafas.

Die discipelen hebben samen met Paulus een centrale rol gespeeld in de instandhouding en verspreiding van de boodschap van Jezus. Maar met de meesten van hen liep het volgens de overlevering niet bepaald goed af:
  • Petrus is volgens de overlevering ter dood gebracht aan een omgekeerd kruis.
  • Van Andreas wordt gezegd dat hij is gestorven aan een diagonaal kruis (het andreaskruis).
  • In Handelingen 12:2 staat dat Jakobus werd gedood met het zwaard door koning Herodes, wat waarschijnlijk betekent dat hij onthoofd is.
  • Filippus stierf volgens de overleveringen de kruisdood.
  • Bartholomeüs zou zijn gedood doordat zijn huid werd gestroopt, maar er wordt ook gezegd dat hij  met een zweep tot de dood toe geslagen is.
  • Tomas zou in India met een speer zijn doorboord.
  • Mattheüs is volgens de traditie met het zwaard gedood.
  • Mattias zou gestenigd zijn en daarna onthoofd.
  • Paulus schijnt door keizer Nero gefolterd te zijn en toen onthoofd.
Johannes schijnt als enige apostel een natuurlijke dood te zijn gestorven in Efeze, in het tegenwoordige Turkije.

In een interview zegt theoloog Benno van den Toren, dat hij -ondanks drang om te twijfelen- om twee redenen onder de indruk is van het christelijk geloof.
Ten eerste, omdat God dezelfde is voor Israël aan het begin van het bijbelse verhaal als nu. Alle goden uit de oudheid zijn vergeten als in: ze worden niet meer gediend door mensen. Dagon, Baäl, Astarte, Zeus, Ra... hun namen zijn niet verbonden aan de grote wereldgodsdiensten. De bijbelse God doet zijn invloed gelden bij drie van de zes: jodendom, christendom, islam. Dat is inderdaad opmerkelijk, zeker als de bijbelse narratief erop naslaat. Dan zie je namelijk dat de Israëlieten wel heel vaak geprobeerd hebben hun God te vergeten, maar dat hij dit keer op keer niet toestond, en soms na een lange periode dan toch weer van zich liet 'horen'.
Ten tweede, omdat de discipelen een radicaal geluid voortbrengen na de weerlevendwording van Jezus. Naar de manier waarop de discipelen aan hun eind zijn gekomen is vast historisch-kritisch-onderzoek gedaan, maar ik kon dit zo niet vinden. Toch geeft het te denken, dat een religie zich wijd verspreid, terwijl haar eerste volgelingen vervolgd, gemarteld en gedood werden. Want dit is hoe dan ook een historisch feit. Waarom zou je willen sterven voor iets dat niet gebeurd is? Of misschien moet ik de vraag anders formuleren: Waarom zou iemand willen sterven voor iets dat zonder betekenis is?

maandag 12 maart 2012

Numineus

In 2005 schreef theoloog Tjeu van den Berk het boek 'Het numineuze'. In dit boek beschrijft hij numineuze ervaringen van o.a. een aantal bekende schrijvers. De term numineus werd geïntroduceerd door Rudolf Otto in zijn boek 'Das Heilige' (1917). Rudolf Otto probeerde in dit boek het concept 'heilig' opnieuw betekenis te geven, door het te duiden als iets waar de ratio niet 'bij' kan, een mysterie. Daarbij ontwerpt hij een nieuw woord voor bijzondere religieuze evaringen die mensen kunnen hebben: zoals omineus (onheilspellend) komt van omen (voorteken), kiest hij numineus (het onuitsprekelijke, onzegbare, heilige, mysterie) als bijvoeglijke vorm van numen (godheid, god). Een numineuze ervaring is per definitie uniek en een 'klasse apart'. Het is een ervaring waarbij iemand totaal en onverwachts wordt overvallen door een gevoel van deeluitmaken van iets groots. C.S. Lewis en Carl Jung hebben het concept toegepast in hun werk, die de verbinding tussen het numineuze en het religieuze intact lieten. Dat geldt niet voor Christopher Hitchens, Daniel Dennett, Richard Dawkins en Sam Harris die tijdens een tweeuurdurend televisieinterview het belang van het onderscheid tussen het numineuze en het bovennatuurlijke/religieuze bespraken. Daarin stellen zij dat mensen inderdaad dit soort bijzondere ervaringen hebben en dat het jammer is dat hier vooral binnen religieuze context goede terminilogie bestaat.

Één van de beschuldigingen die Daniel Dennett maakt aan het adres van kerkgangers is, dat het merendeel zichzelf nooi afvraagt: 'Zou ik het mis kunnen hebben?' Hij wordt gecorrigeerd door Christopher Hitchens, die onder andere refereert aan Markus 9:24 als bewijs dat twijfel vaak juist een grote rol speelt in het leven gelovigen. In dit stukje Bijbel waarin Jezus de vader van een door een geest bezeten jongen vertelt dat alles mogelijk is voor wie gelooft. De vader zegt dan: 'Heer, ik geloof! Kom mijn ongeloof tegemoet!', waarna Jezus zijn zoon geneest. Het gesprek van de 'Four Horsemen of New Atheism' verloopt overigens verder harmonieus: de vier mannen zijn het er hoe dan ook over eens, dat religie een achterhaald idee is dat bestreden moet worden met de ratio. Daarbij schamen ze zich niet voor populaire oneliners, die de theologie in mijn ogen geen recht doen.

Numineuze ervaringen schijnen vooral voor te komen wanneer mensen zich in de natuur bevindt. En dan vooral bij kinderen. Het zal niet voor niets zijn dat de Nederlandse Geloofsbelijdenis stelt, dat wij God kennen uit de schrift (de Bijbel) en de natuur.

Dominee Hans Visser schrijft dat hij in alleen de weerbarstige, ruwe natuur God niet vindt zoals die is. Hij refereert daarbij aan Genesis 1 en de alternatieve vertaling van vers 2. והארץ היתה תהו ובהו, weha'arets hajeta tohoe wabohoe, zou dan 'de aarde werd woest en ledig' betekenen. Het Nederlands Bijbelgenootschap zegt er niets over, maar het is een opvatting die ook mijn vroegere godsdienstleraar verspreidde. Het woord hajeta word echter inderdeed op verschillende plaatsen in de Bijbel anders vertaald: soms met word, soms met was. Om bij Hans Visser te blijven: de natuur vormt niet (langer) het hele plaatje van God. In mijn woorden: een numineuze ervaring moet daarom op de één of andere manier geduid worden en dat kan met behulp van de woorden uit (onder andere?) de Bijbel.

Tjeu van den Berk is ervaringsgericht. Daar ligt voor hem de basis van religie - in het voelen van de eigen ziel. Hij ziet waarde van de symbolen en verhalen van de kerk, zolang die maar niet gedogmatiseerd worden. En ik, ik bespeur weer eens de calvinist in mijzelf. Want ik blijf zitten met de vraag of God nu een externe factor, een entiteit, een communicerend 'persoon' is of niet. Komen numineuze ervaringen voort uit onszelf, of komen ze van buitenaf? Misschien moet ik wat vaker, net als Herman Wijffels in zijn jeugd, met mijn rug in het gras gaan liggen en verder niks. Het leverde hem levenslange inspiratie voor "zijn kosmische, economische, organisatorische, spirituele en politieke inzichten" (uit een lezing van Tjeu van den Berk uit 2008).

‘T ER VIEL NE KEER
Guido Gezelle

(Herinnering aan Beethoven's Septuor)

‘t Er viel ‘ne keer een bladtjen op
het water
‘t Er lag ‘ne keer een bladtjen op
het water
En vloeien op het bladtje dei
dat water
En vloeien dei het bladtjen op
het water
En wentelen winkelwentelen
in ‘t water
Want ‘t bladtje was geworden lijk
het water
Zoo plooibaar en zoo vloeibaar als
het water
Zoo lijzig en zoo leutig als
het water
Zoo rap was ‘t en gezwindig als
het water
Zoo rompelend en zoo rimpelend
als water
Zoo lag ‘t gevallen bladtjen op
het water
En m' ha' gezeid het bladtjen ende
‘et water
‘t En was niet ‘t een een bladtje en ‘t an-
der water
Maar water was het bladtje en ‘t blad-
tje water
En ‘t viel ne keer een bladtjen op
het water
Als ‘t water liep het bladtje liep.
Als ‘t water
Bleef staan, het bladtje stond daar op
het water
En rees het water ‘t bladtje rees
en ‘t water
En daalde niet of ‘t bladtje daalde
en ‘t water
En dei niet of het bladtje dei't
in ‘t water
Zoo viel der eens een bladtjen op
het water
En blauw was ‘t aan den Hemel end'
in ‘t water
En blauw en blank en groene blonk
het water
En ‘t bladtje loech en lachen dei
het water
Maar ‘t bladtje en wa' geen bladtje neen
en ‘t water
En was nie' meer als ‘t bladtjen ook
geen water
Mijn ziele was dat bladtjen: en
dat water?-
Het klinken van twee harpen wa'
dat water
En blinkend in de blauwte en in
dat water
Zoo lag ik in den Hemel van
dat water
Den blauwen blijden Hemel van
dat water!
En ‘t viel ne keer een bladtjen op
het water
En ‘t lag ne keer een bladtjen op
het water.

zaterdag 10 maart 2012

An inordinate fondness for beetles

J.B.S. Haldane, evolutionair bioloog, staat onder andere bekend om zijn antwoord op de vraag van een theoloog over wat de schepping ons leert over de schepper. Hij antwoordde hierop: "An inordinate fondness for beetles." Er zijn op aarde heel veel soorten kevertjes. Samen schijnen ze 40% uit te maken van te totale insectenpopulatie. Volgens professor Marcel Dicke, hoogleraar Entomologie aan Wageningen Universiteit zijn er ongeveer 200 tot 2000 kilo insecten per mens op onze planeet. Zo bezien leven we op een planeet van insecten in plaats van op een planeet van mensen.

Nadat ik dit idee had laten bezinken, begon ik me af te vragen in hoeverre de planeet aarde geschikt is voor bewoning door de mens. Als je uitgaat van een scheppende God, dan zou je er toch in alle redelijkheid vanuit moeten kunnen gaan dat onze planeet goed afgestemd is op de kroon van de schepping?

Het jongeaardecreationistisch standpunt houdt kort door de bocht in, dat Genesis moet worden gelezen als historische vertelling. God verklaart zijn schepping, aarde en hemel, zeer goed aan het einde van scheppingsdag 6. Nadat Adam en Eva eten van de vrucht van de boom van kennis van goed en kwaad, worden zij verbannen uit het beschermde gedeelte van de schepping: de tuin van Eden. Voortaan moet de mens de aarde bewerken en God verzekert hem dat hem dat niet makkelijk af zal gaan:

17 Vervloekt is de akker om wat jij hebt gedaan,
zwoegen zul je om ervan te eten,
je hele leven lang.
18 Dorens en distels zullen er groeien,
toch moet je van zijn gewassen leven.
19 Zweten zul je voor je brood,
totdat je terugkeert tot de aarde, waaruit je bent genomen:
stof ben je, tot stof keer je terug.’

Geen woord over natuurrampen als aardbevingen, vulkaanuitbarstingen, tsunami's, epidemieën. Maar die rampen gebeuren wél. En dus worden er, wanneer dit soort rampen gebeuren, allerlei constructies van stal gehaald om zo'n gebeurtenis te laten 'kloppen' met het geloof in een schepper-God, die iets maakte dat 'zeer goed' was:
- het is de duivel die rampen bewerkstelligt;
- het is Gods 'toelating';
- het is het 'kwaad';
- de mens gaat onverantwoord met de schepping om, en dus nemen natuurrampen toe.

Maar ook als je geen jongeaardecreationist bent, en er liever een idee als intelligent design op nahoudt, kom je van de koude kermis thuis. Een tsunami is het gevolg van een aardbeving in de aardkorst onder het water van de zee/oceaan. Het eerste verslag van de gevolgen van een zeebeving die de bewoonde wereld trof, stamt uit 365. Het is dus zeker geen recent verschijnsel. En ondanks wat sommige evangelische christenen me willen doen geloven, neemt het aantal aardbevingen niet toe. We meten ze enkel beter. (Of wellicht is de KNMI verwikkeld in een duister complot, maar dat lijkt me sterk). Die bevingen en de tsunami's zijn er dus al heel erg lang. Dat lijkt me niet veel te maken te hebben met wanbeheer van de schepping. Maar het doet me ook niet meteen een intelligent design van de planeet vermoeden. Tenzij het natuurlijk de bedoeling is dat al dit soort rampen zich voltrekken - tot eer van God? tot opbouw van de mens? Dat laat zich in mijn ogen alleen lastig rijmen met de manier waarop de Bijbel God schetst: een God die vooral het goede met de mens voor heeft.

In 2004 was ik in Thailand, toen de tsunami toesloeg. Ik herkende wat er gebeurde met de zee, en wist wat ons te wachten stond. Ik kan nog steeds niet goed naar beelden van de tsunami kijken, zelfs niet als het om niet al te dramatische beelden gaat. Ik was daar, ik zag het en ik dacht dat ons laatste uur geslagen had. Later bleek dat de plaats waar wij zaten 'beschermd' was door zijn ligging: het eiland Phi Phi had de ergste klap opgevangen. Een aantal maanden na de tsunami kwam ik erachter dat juist op dat eiland een oud-klasgenoot van me om het leven was gekomen. 30 kilometer hemelsbreed van mij verwijderd, op een plek waar wij hadden willen zijn, maar wegens geldgebrek niet waren.

In de afgelopen jaren heb ik me vaak afgevraagd: 'Where was God in the tsunami?' Ik las er zelfs een prachtig boek over, door David Bentley Hart met bijna dezelfde titel. Uiteindelijk bracht het me niet veel: het niet-begrijpen bleef. En mijn vraag veranderde in de afgelopen dagen van 'Where was God in the tsunami' naar 'What's intelligent about this design?"

In Job 38 geeft God antwoord aan Job, nadat die zijn beklag heeft gedaan over de ellende die hem is overkomen, terwijl hij altijd goed en rechtvaardig heeft geleden. Anders dan Jobs vrienden (die allemaal overtuigd zijn van 'eigen schuld, dikke bult', en Job tijdens een bezoekje proberen duidelijk te maken dat hij ergens iets verkeerd gedaan moet hebben), corrigeert God Job enkel op het feit dat Job meent God ter verantwoording te kunnen roepen. Waar was Job, toen God de aarde schiep? Wat weet Job er eigenlijk van? 'Wie sloot de zee af met een deur, toen ze uit de schoot van de aarde brak?' (Job 38, vers 8). Jobs wanhopige zelfbeklag wordt echter niet beantwoord met uitleg over de vraag waarom Job zoveel misère te verduren kreeg.

Misschien is dat antwoord er ook wel helemaal niet.

Haldane schijnt ook gezegd te hebben: "Teleology is like a mistress to a biologist: he cannot live without her but he's unwilling to be seen with her in public." Ik denk vandaag: 'Teleologie? BARST!'

vrijdag 9 maart 2012

Three in transition - David Ignatow

I wish I understood the beauty
in leaves falling. To whom
are we beautiful
as we go?


[I lie in the field
still, absorbing the stars
and silently throwing off
their presence. Silently
I breathe and die
by turns.

He was ripe
and fell to the ground
from a bough
out where the wind
is free
of the branches.]

donderdag 8 maart 2012

Goed, beter, best

In mijn zoektocht naar aanwijzingen voor God in de fysieke werkelijkheid kwam ik als vanzelf ook op het onderwerp gebedsgenezing. Het is al een aantal jaren geleden dat ik uit pure nieuwsgierigheid een gebedsgenezingsdienst bezocht van Jan Zijlstra. Ik begon er cynisch aan en vertrok zo mogelijk nog cynischer. De manier waarop Jan Zijlsta mensen die genezing zochten tegemoet trad, vond ik onvriendelijk en onplezierig. Het foldertje met wonderen op mijn stoel sprak met name over Janneke Vlot, die spontaan genas van posttraumatische dystrofie. Hoe bijzonder dit ook is, het gebeurt, stelt ook haar behandelend geneesheer Frank Huygen. De andere wonderen in het foldertje waren in ieder geval geen geamputeerde benen die weer aangroeiden, of mensen die met kanker in een ver gevorderd stadium in een hospice lagen om te sterven, maar er weer gezond uit liepen.

Een aantal weken geleden las ik 'Gebedsgenezing: boerenbedrog of serieus alternatief?' van Joke van Saane. Zij laat geen spaan heel van gebedsgenezing en verklaart genezing vooral godsdienstpsychologisch - maar dat had de titel ook al wel doen vermoeden. Ik vond daarna ook een aantal recensies over het boek, zoals van Willem Ouweneel in het Friesch Dagblad. In die recensie noemt hij bijzonder genezingen, die niet goed psychisch te verklaren zijn. Ook op de pagina van de Levensstroom, gemeente van Jan Zijlstra, staat een aantal bijzondere verhalen, zoals een genezing van de ziekte van Hirschsprung. Jammer dat Willem Ouweneel zijn geloofwaardigheid bij mij een beetje heeft verloren sinds zijn betrokkenheid bij onjuiste claims van zendingsorganisatie TRIN over de genezing van blinden in Burma.

In oktober 2009 riep de huisarts van Janneke Vlot, Dick Kruijthoff, in een artikel in Trouw op om onderzoek doen naar gebedsgenezing. Ik heb gezocht, maar helaas lijkt er nog niets gepubliceerd. Wel vond ik een pagina van de internationale Lucasorde, waarop je zelf een verzoek tot genezing kunt indienen. Niet geschoten, altijd mis?

Ondertussen word ik trouwens regelmatig geconfronteerd met bijzonder gebeurtenissen uit de 1e of 2e hand van iemand die ik vertrouw, ook deze week weer. En ik herinner me de boeken van David Wilkerson, die dominee werd onder bendeleiders en drugsverslaafden in New York, en het boekje Gods gunstbewijzen van Else Vlug over kindertehuis Hebron op Curaçao. Dat waren boeken die indruk maakten, niet in de laatste plaats omdat er zoveel wonderlijke dingen gebeurden in die boeken. Die boeken waren geen fictie, maar (auto)biografische verhalen. Sceptisisme is gezond, maar maakt het niet ook dat je dingen mist, die er wel zijn?

woensdag 7 maart 2012

Kind en badwater

Onlangs had ik een gesprek met iemand, die vond dat ik mijn aandacht op de verkeerde dingen richt. Deze persoon probeerde me duidelijk te maken dat ik vooral moet geloven als een kind en mij dus verre moet houden van alles wat in tegenspraak is met wat in de bijbel staat. Ik heb die opdracht van "geloven als een kind" nooit echt begrepen, temeer omdat hij in de bijbel niet letterlijk zo te vinden is. In Mattheüs staat: "Ik verzeker jullie: als je niet verandert en wordt als een kind, dan zul je het koninkrijk van de hemel zeker niet binnengaan." En in Marcus: "Ik verzeker jullie: wie niet als een kind openstaat voor het koninkrijk van God, zal er zeker niet binnengaan." Over wat deze uitspraken te betekenen hebben, zijn de theologische meningen verdeeld: de uitleg varieert van een alternatieve lezing van het Grieks waardoor er staat: "het koninkrijk Gods ontvangen zoals een nieuwgeboren kind wordt ontvangen"tot het blij en afhankelijk naderen van God.

Geloven als een kind... Als ik kijk naar de kinderen in mijn omgeving, dan zeggen 2-jarigen de hele dag "wat is dat?" om rond hun 3e verjaardag over te gaan op "waarom?". Mijn geloof lijkt eigenlijk behoorlijk op dat van een kind. De persoon met wie ik sprak, bedoelde echter duidelijk een ander soort geloven, namelijk één van zonder vragen en blind vertrouwen. Kinderen kunnen dat over zich hebben, inderdaad, maar zo'n manier van geloven beangstigt me al bij voorbaat.

Als mensen zich nooit vragen zouden stellen, dan zouden we nu nog steeds geloven in het antieke denkbeeld van de wereld als een huis met drie verdiepingen: hemel - aarde - dodenrijk. Er zullen maar weinig mensen zijn die terug zouden willen naar die tijd (hoewel, het was wel lekker overzichtelijk?), want we weten inmiddels dat de vork anders in de steel zit. De aarde is een bolvorm, de hemel is niet boven de dampkring te vinden en in de kern van de aarde bevindt zich vermoedelijk een kern van metalen en niet het dodenrijk.

Waarom word ik dan opgeroepen om vooral geen vragen te stellen? Omdat de mogelijke antwoorden verwarring zullen kunnen scheppen in mijn beeld van de werkelijkheid (en dat van anderen). Daar houden mensen niet van, want verwarring tast zekerheden aan en mensen gedijen nu eenmaal het beste wanneer ze hun solide beeld van de werkelijkheid kunnen vasthouden. Ik kan daar over meepraten, maar kies ervoor tóch vragen te stellen. Die vragen komen namelijk toch wel: als ik ze niet stel, dan mijn kinderen.

Tot nu heeft al mijn gevraag me alleen nog niet veel opwekkends gebracht. Soms ben ik geneigd dan toch maar een materialistisch mens- en wereldbeeld te adopteren. Fijn overzichtelijk, van begin tot eind het subject van fysische processen. What you see, is what you get.

Als ik dit bedenk, bekruipt me automatisch toch weer de unheimische gevoel dat ik dan wellicht met het badwater (of de kribbe, zo je wilt) ook het kind weggooi. Het kind Jezus welteverstaan, ofwel Immanuel, God met ons. Het lijkt veilig aan te nemen dat Jezus tenminste een historische figuur was - dat doen tenminste de meeste historici wel. Maar dan...? Maagdelijke geboorte? De engelen, de herders, de wijzen uit het oosten? De wonderen? De kruisiging? De opstanding? Hemelvaart? Alleen al die laatste gebeurtenis conflicteert met ons huidige wereldbeeld - was de hemelvaart dan alleen bedoeld als hulpmiddel in het rouwproces van de discipelen? Het ene vraagteken na het andere popt weer op, en ik kan ze niet negeren.

Om mijn onzekerheid te overwinnen wijzen sommigen mensen me liefdevol op een optie die ook wel bekend staat als "Pascal's gok" of "Pascal's weddenschap". Pascal zei met zoveel woorden: "Je kunt rationeel niet bewijzen dat God bestaat. Maar wat voor kwaad zou het je doen als je erop gokte dat het waar was, en het blijkt niet zo te zijn? Je kunt er daarom beter voor kiezen te geloven dat het waar is, want daarmee verlies je niets". Ik krijg het niet voor elkaar daarmee mijn overslaande plaat weer op weg te helpen. Vandaag ben ik dan maar eens agnostische theïst. Denk ik.

dinsdag 6 maart 2012

Waar kwam die knal dan wel vandaan?

Als kind luisterde ik veel naar de kinderliedjes van Elly & Rikkert. Eén van hun liedjes (De Meiden van Stavast) zegt: "Vandaag was er een nieuwe lerares biologie, een levend voorbeeld van de evolutietheorie. Ze zegt: "Heel dit heelal is door een grote knal ontstaan", ik vraag me af, waar kwam die knal dan wel vandaan?" Ik heb geen hekel aan de liedjes van Elly & Rikkert, maar sommigen ervan hebben me wel gevuld met bepaalde gedachten over de werkelijkheid, waarvan ik nu niet meer weet wat ik ervan moet denken. Gelukkig hebben Elly en Rikkert in hun beginperiode (naar mijn smaak) ook best sterke nummers gemaakt, zoals Verwende Jongetjes (alleen om naar te luisteren, niet om naar te kijken..). Dat compenseert een beetje...

Het door mij aangehaalde liedje zet in de eerste plaats op de verkeerde been als het gaat om wat de term Big Bang inhoudt. De Big Bang is anders dan veel mensen denken geen eenmalige (theoretische!) gebeurtenis aan het begin van de tijd, maar gebeurt nog steeds: het universum breidt zich steeds meer uit. Het is geen explosie, maar een expansie. De kennis hierover binnen de natuurkunde is nog minimaal en dus wordt er doorlopend astrofysisch onderzoek verricht. In 2011 kregen Saul Perlmutter, Brian Schmidt en Adam Riess bijvoorbeeld de Nobelprijs voor Natuurkunde omdat zij eind jaren negentig ontdekten dat het universum zich zelfs versneld uitbreidt in plaats van vertraagd, wat tot aan hun ontdekking de veronderstelling was. Gelukkig wordt op de internet hun ontdekking uitgelegd in Jip en Janneketaal, zodat ik het ook een beetje kan begrijpen. Al lezende over astrofysica kom ik termen tegen als 'donkere energie' en 'donkere materie', verschijnselen die een groot mysterie vormen. Het bepaalt me bij wat de mens allemaal (nog) niet weet.

Terug naar De Meiden van Stavast: is er nog ergens ruimte voor God in dit universum? Daarmee bedoel ik: kijkend naar wat we wel weten, waar vinden we dan iets dat wijst op God? In de donkere energie? In de donkere materie? In de veronderstelling dat ons universum op een dag weer zal gaan krimpen?

Stephen Hawking, één van 's werelds beroemdste wetenschappers en icoon van de theoretische natuurkunde, heeft uitspraken gedaan als: “The question is: is the way the universe began chosen by God for reasons we can't understand, or was it determined by a law of science? I believe the second." en "Because there is a law such as gravity, the Universe can and will create itself from nothing." Hij vindt God helemaal nergens. Veel van zijn atheïstische volgelingen zijn het roerend met hem eens, maar het is mij niet helemaal duidelijk hoe Stephen Hawking denkt de idee God uit te kunnen roeien met een statement over de wet van de zwaartekracht. Hawking doet een aanname die hij evenmin kan bewijzen als de persoon die aanneemt dat God achter het ontstaan van het universum zit.

In haar boek "Trusting Doubt" levert Valerie Tarico, ex-christen, christelijke apologetici op de hak. Ze zegt:  "Apologists start with a set of handed down conclusions and then reason backwards from there, drawing in logic and evidence only as these support their foregone conclusion." Een fundamentalistische atheïst past in hetzelfde hokje. De atheïstische aanname laat bij voorbaat geen ruimte voor het bestaan van God. Niet in de fysica, maar ook niet in de metafysische benadering van de werkelijkheid. De fundamentalistische atheïst kan dan dus niet anders dan alle verschijnselen die hiermee conflicteren terug te voeren op het materialistische mensbeeld.

Is het überhaupt mogelijk een neutraal vertrekpunt te vinden bij het nadenken over God? Zijn er alternatieve verklaringen voor het ontstaan van het heelal die niet per definitie een blinde vlek creëren voor een eventuele God? Is de Big Bang theorie per se de beste verklaring die voor handen is, of is het alleen maar de beste verklaring voor wanneer je God moet uitsluiten als factor in de totstandkoming van het heelal? Met ander woorden: is er een teleologische verklaring voor het ontstaan van het heelal of zijn we per definitie veroordeeld tot naturalisme? Op welke van die twee kom je uit als het je echt niet uitmaakt wat het antwoord is?

maandag 5 maart 2012

Ik weet het beter

Veel mensen zeggen tegenwoordig dingen als: "Ik heb het geloof niet nodig om goed te leven. Ik ben prima in staat tot ethisch gedrag op basis van mijn eigen moraal. En mocht God na mijn dood toch blijken te bestaan, dan kan hij me niks verwijten: ik doe niemand kwaad en houd me aan de wet."

Ik voel me altijd een beetje ongemakkelijk bij dit soort uitspraken.

Ten eerste is het ethisch handelen van mensen in deze redenering afhankelijk van een potentieel veranderlijke moraal. Er is immers geen hogere autoriteit of macht (God), die invloed kan uitoefenen op de moraal. Of het moet zijn in de vorm van de overheid of de maatschappelijke meerderheid, maar daarbij moet ik onwillekeurig denken aan Animal Farm van George Orwell en Lord of the Flies van William Golding. (Mocht iemand me ervan willen beschuldigen dat ik fictie vergelijk met werkelijkheid, lees dan vooral iets over apartheid, slavernij, kolonisatie, communisme, nazisme en oordeel daarna nog eens over in hoeverre overheid of meerderheid in staat zijn de rol te verullen van een hogere autoriteit die moreel juist handelen bevordert).

Ten tweede lijken mensen de suggestie te willen wekken, dat ze van nature redelijk en moreel juist handelen. Zelfs zo, dat een eventuele hogere macht hierop niets aan te merken zou hebben. Aangezien ik ben opgegroeid in een kerk die staat in de reformatorische traditie, is de uitdrukking "de mens is geneigd tot alle kwaad" deel geworden van mijn mensbeeld. Als mensen morele claims maken, gaan onbewust al mijn haren overeind staan.
Maar ook in tweede instantie sta ik zeer kritisch tegenover een vermeende onderliggende neiging tot benevolentie in het menselijke morele handelen. De mens wil zich misschien graag voordoen als moreel juist handelend wezen, maar dat beeld wordt niet bepaald onderschreven door de geschiedenis.
En daarbij: dit soort claims hebben niet meer bereik dan het individu die ze uitspreekt. Ik hoef alleen maar het journaal te kijken om te zien dat sommige mensen in ieder geval niet in staat zijn redelijk en moreel juist te handelen. Animal Farm in de herhaling. Is het niet veel duidelijker en eerlijker om te zeggen: de mens is niet in staat om onverdeeld het goede na te streven. Dan zeg ik het een stuk voorzichtiger dan de Heidelbergse Catechismus, maar zeg ik desondanks niets teveel.
(Een zijspoortje: waarom zou iemand eigenlijk van zichzelf willen zeggen, dat hij zeker weet dat hij één van de beteren is ("ik doe niemand wat aan en ik houd me aan de wet")?)

Ten derde, moraal is niet aangeboren. Je leert van anderen hoe je moreel juist handelt in de context waarin je je bevindt. De gemiddelde Nederlander vindt de besnijdenis van meisjes (of misschien van alle kinderen?) immoreel, maar we weten allemaal dat er ook culturen zijn waarin mensen dit heel anders zien.

In mijn ogen zijn morele claims dan ook nutteloos, tenzij de moraal waar men over spreekt verbonden is aan een groter geheel dat zelf ook moreel juist handelen nastreeft (en blijft nastreven...). Zo'n groter geheel kan bijvoorbeeld afspreken dat mensen elkaar niet van het leven beroven, en daar heeft vervolgens ieder individu zich aan te houden.

De kerk (of ik kan beter zeggen: alle gelovigen samen) heet in haar strijd voor sociale gerechtigheid Gods beelddrager te zijn. Toen ik dat de afgelopen dagen nog eens goed tot me liet doordringen, bedacht ik me dat dát me dan misschien iets zou kunnen vertellen over hoe en of God zijn invloed laat gelden in de fysieke werkelijkheid (de wonderverhalen even daargelaten)?

Ik heb heel wat beelden en leerstellingen over God, het christelijke geloof, de kerk geïnternaliseerd. Eén daarvan is dat de kerk barmhartigheid bewerkstelligt op een wijze die de barmhartigheidswerken van buitenkerkelijke organisaties of personen te boven gaat, omdat zij put uit de bron die God heet. In onze geseculariseerde samenleving is weinig kennis over de oorsprong van bijvoorbeeld de socialistische moraal. In mijn ogen is het verband met de christelijke normen en waarden overduidelijk. Om te bekijken of de kerk de wereld écht iets brengt, zou je een vergelijking moeten maken tussen culturen met een van oorsprong joods-christelijke moraal en culturen die deze oorsprong niet hebben. China misschien. Of Nepal? Cambodja? Thailand?

Ik zou nog eens hard moeten nadenken over hoe je zo'n vergelijking zou kunnen maken, maar ergens, ergens, zou toch op de één of andere manier uit moeten blijken dat God inspireert tot meer dan gemiddelde sociale rechtvaardigheid???

zaterdag 3 maart 2012

Voortdurend sterven

Kerkvader Augustinus schijnt gezegd te hebben: "Zingen is dubbel bidden." En of hij nu gelijk had of niet, zingen doe ik. De laatste jaren spreken mij vooral liederen aan, die voor mijn gevoel vooral niet teveel zeggen.

Vandaag zong ik onder andere:
Wij gaan weer verder, vol van hoop, de ongebaande wegen
met onze droom op hinderloop, de meeste feiten tegen
De onrust houdt ons op de been en doet ons verder reizen,
een stem die klinkt door alles heen, een God niet weg te prijzen

Zijn woord houdt aan in ons gemis, dat alles kan verkeren
dat vrede hier bestaandbaar is en onrecht om te keren.
Hij doe ons kiezen voor de mens, bedreigd, verarmd, vergeten;
Hij voert ons naar de laatste grens om van elkaar te weten.

Sjaloom, geluk op deze reis. Het duurt misschien nog eeuwen,
maar twijfel niet meer aan de wijs: "Het lam huist bij de leeuwen!"

De tekst van dit lied is geschreven door Jan van Opbergen. Ik kwam zijn naam onder andere tegen in het archief van J'accuse, maar ook was hij pastor van oecumenische Basisgemeente Het Kompas, die tot ergens in het begin van dit millennium diensten organiseerde in Amsterdam. Over één van de voormannen van de basisbeweging, Jurjen Beumer, vond ik een artikel op Wapenveld online. Een citaat uit dat interview schept op een bijzondere manier ruimte: "Als God groter is dan ons hart, dan is hij zeker groter dan de Schrift". Een digestiefje dat past bij mijn maaltijd van gisteren.

Piekerend over God, met op de achtergrond een fanfare van frustraties over de door mij ervaren passiviteit van zijn kant, vond ik troost in de gedachte dat toezien niet per se hand in hand gaat met onbewogenheid. Actief mee-lijden is een vorm van betrokkenheid, die in zichzelf geen verandering brengt in de situatie, maar wel in hoe die ervaren wordt degene die lijdt.

De dichter van psalm 88 had al in de gaten dat het leven eigenlijk één lang rouwproces is. In vers 16 staat: "Ellendig ben ik en stervende van jongs af, ik draag Uw bedreigingen, ik ben radeloos." (versie Herziene Statenvertaling). Een oud doopformulier van de Gereformeerde kerken vrijgemaakt zegt het zo: Het leven is een voortdurend sterven.
Mensen die rouwen hebben behoefte aan naasten die luisteren (ook na langere tijd), die geen ongevraagde adviezen geven, die geduldig zijn, die vragen wat ze nodig hebben en de rouwende de keuze laten om iets te gaan ondernemen. Zou God zo'n naaste zijn? Een naaste die heeft begrepen hoe je een rouwende mens moet benaderen en troosten? Een God die z'n uiterste best doet om met ons het verdriet over het wereldwijde én individuele lijden te doorleven?

God als lijdende naaste. Op een bepaalde manier ging mijn hart open door dit beeld. Ik voelde me een moment getroost. Als God onze lijdende naaste is, dan is de vraag naar zijn ingrijpen in de fysieke werkelijkheid niet meer zo relevant. Maar ook: de idealist in mij werd wakker. Dan hoort Gods lijden juist de aanzet te zijn om zélf in actie te komen.

Ik ga weer verder, vol van hoop.

vrijdag 2 maart 2012

Sporen van het verleden

Een mens die nadenkt over wie hij is, betrekt daarbij meestal het verleden: welke rol spelen mijn opvoeding, mijn jeugd, mijn ervaringen, mijn keuzes in wie ik vandaag ben? In het eerste jaar van mijn studie schreef ik een paper met de (verplichte) titel 'Maak ik mijn leven zelf of word ik geleefd?'. Als ik lees wat ik toen schreef, merk ik op dat ik sommige dingen nu heel anders zie dan toen. Toch vraag ik mezelf niet af: wat is de waarheid? Ik accepteer dat ik op verschillende momenten in mijn leven op verschillende manieren betekenis geef aan gebeurtenissen in dat leven. Ik accepteer dat mijn identiteit niet vastligt, dat ik er geen grip op kan krijgen en dat er alleen in mijn leven een heleboel dingen zijn die ik nooit helemaal zal kunnen vangen in taal, gedachten, gevoelens.

Een paar dagen geleden kreeg ik van iemand een kopie van "Het geheim van het lege midden" van Theo Witvliet toegestuurd (voor de duidelijkheid: ik heb het nog niet gelezen). Witvliet schetst in dit boek onder andere de gevolgen van de verstarring van godsdienst, doordat God en de gelovigen worden gevangen in traditie. De christelijke identiteit, het midden wordt daardoor vooringevuld en onveranderlijk.

Dat stemt me tot nadenken: die verstarring lijkt me mede-oorzaak van mijn probleem, mede-oorzaak van de boosheid waar ik over sprak in een vorig blog, mede-oorzaak van mijn niet begrijpen van God of geloof. Als ik kijk naar alle gedachten die ik mezelf heb toegestaan de revue te laten passeren, dan ben ik verguld met dat beeld van het lege midden. Of, zoals ik het in de afgelopen dagen een aantal keren heb uitgedrukt: ik vind troost in de complexiteit der dingen. Ik heb het gevoel dat mijn "spirituele midden" bezet of zelfs vervuild geraakt door absolute waarheidclaims van medegelovigen. Ik zal opnieuw moeten leren mezelf te verhouden met de idee God. De moeilijkste overweging hierbij lijkt mij: hoe groot is dat midden eigenlijk?

donderdag 1 maart 2012

Ken uw klassiekers

Eén van de protestkreten tegen de Rooms-Katholieke Kerk ten tijde van de reformatie was: "Sola scriptura". Dit betekent: de Schrift, ofwel de canon van de bijbel, is de enige gezaghebbende bron voor het christelijke geloof. Samen met "Sola gratia" (genade alleen), "Sola fide" (geloof alleen),  "Solus Christus" (Christus alleen) en "Soli Deo gloria" (eer aan God alleen) vormde "Sola scriptura" het fundament van een ingrijpende maatschappelijke verandering, waardoor de Rooms-Katholieke Kerk veel van haar macht over de Europese bevolking verloor. De reformatie moet echter niet alleen als kerkelijke beweging worden gezien: zij had belangrijke politieke, sociale en culturele implicaties. De vijf sola's zijn in de loop der tijd verworden tot dogma's van kerken in de gereformeerde traditie. Sola scriptura wijst binnen de huidige context trouwens niet zo sterk meer naar de feilbaarheid van de leer van de Rooms-Katholieke kerk, maar voornamelijk naar de bijbel als onfeilbare bron voor kennis over God. Maar hoe werkt zo'n dogma nu in de praktijk? Hoe doe je dat, sola scriptura?

Lastige vraag, geen goed antwoord. Zoveel mensen, zoveel bijbelinterpretaties, zoveel manieren waarop die bijbel gezag kan uitoefenen. Bovendien, het principe sola scriptura alleen al herbergt in zichzelf een vreemde tegenstelling: de boekenverzameling die wij bijbel noemen, is immers niet als één geheel uit de lucht komen vallen, maar is een product van menselijke beslissingen. Bij de totstandkoming van de canon van het Nieuwe Testament werden verschillende criteria toegepast om te bepalen of een boek tot de canon mocht behoren. Veel boeken haalden het (zij het na verhitte discussies onder kerkelijk leiders), sommigen niet. In 397 na Christus werd de canon vastgesteld tijdens het derde concilie van Carthago. (Verwarrend is dat de verschillende wereldkerken niet allemaal precies dezelfde canon hanteren, omdat sommige boeken in de loop van de geschiedenis opnieuw beoordeeld zijn. Dat roept bij mij vragen op, bijvoorbeeld: hoe hebben de protestanten na de reformatie bepaald dat bepaalde boeken toch niet tot de canon moesten behoren?)

Fundamentalistische christenen claimen dat je de bijbel letterlijk kunt nemen van kaft tot kaft. Dennis McKinsey had zo'n beetje als levensmissie om die claim te bestrijden. Hij schreef o.a. The Encyclopedia of Biblical Errancy en bracht hierover ook nog elke maand een nieuwsbrief uit. Als je al dit materiaal doorspit, kom je minstens tot de conclusie dat de bijbel in ieder geval geen geschiedenis-, biologie-, natuurkunde, scheikundeboek is. (NB. Kritiek op Dennis McKinsey is er ook, bijvoorbeeld hier).

Een letterlijke interpretatie van de bijbel lijkt me geen recht doen aan de manier waarop deze boekenverzameling is ontstaan, aan de teksten die erin staan én aan de kennis die de wetenschap na de opschriftstelling van die teksten heeft verworven.

Bijvoorbeeld: als je de tekst van Jozua 10 letterlijk neemt, hebben zon en maan ooit een dag lang stilgestaan aan de aardse hemel. Dat correspondeert met een geocentrisch wereldbeeld, dat tot ver in de vroegmoderne tijd door de Rooms-katholieke kerk werd geleerd. Door de suggestie van Copernicus dat de aarde een hemellichaam was en dat zij met de andere planeten om de zon draait, werd niet alleen het geocentrisch wereldbeeld, maar ook de autoriteit van de kerk ondermijnd. Copernicus publiceerde over zijn heliocentrische theorie, maar stierf niet lang daarna. Galilei nam zijn suggestie over en stond ervoor op de bres, met levenslang huisarrest tot gevolg. Wat dat betreft was het posthuum excuus aan Galilei door de Rooms-Katholieke kerk in 1992 (!) op zijn plaats... Ik vraag me af: van welke zaken zullen wij over 100 jaar zeggen, dat de kerk links is ingehaald door de wetenschap? Of erger nog, van welke punten kunnen we nu al zeggen, dat de wetenschap de kerkelijke leer/de bijbel moet mogen corrigeren? Wat blijft er dan nog over van die bijbel? Kan de canon de christelijke leerstellingen, bijvoorbeeld zoals weergegeven in de apostolische geloofsbelijdenis, dan nog wel ondersteunen?

Veel schriftcritici zullen zeggen dat de relevantie van de bijbel vooral moet worden gezocht in de betekenis van haar tekst en niet in haar weergave van de geschiedenis. Dit reduceert in ieder geval de spanning tussen geloof en wetenschap, maar overtuigt mij nog niet helemaal van de bijbel als bron van kennis over God.

Joseph Smith, de stichter van de Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen, zei dat het door hem ontvangen Boek van Mormon goddelijk geïnspireerd was. Hij voerde twaalf getuigen op die allen beweerde dat ze de gouden platen waarin de originele tekst van het boek gegraveerd stond, hadden gezien. Die gouden platen zijn nu niet meer op aarde, omdat de hemelse boodschapper Moroni van wie Jospeh Smith ze kreeg, ze weer mee teruggenomen zou hebben naar de hemel. Ik beschouw dit allemaal als pertinente onzin, in de eerste plaats omdat ik niet geloof dat de historische feiten uit het boek en rondom de persoon Joseph Smith kloppen. Ik denk niet dat Jospeh Smith ooit gouden platen heeft gezien en ik denk dat hij zijn getuigen heeft gemanipuleerd zodat zij zouden verklaren dat zij de platen gezien hadden. Ik hecht daardoor geen waarde aan de mogelijke betekenissen die die gebeurtenissen hebben. De mate van betekenis van een tekst staat voor mij blijkbaar niet volledig los van de (historische) betrouwbaarheid ervan.

Sola scriptura. Het klinkt zo eenvoudig, het is het niet.