woensdag 27 juni 2012

Zij gelooft in mij

Vanochtend vond ik in de kringloopwinkel Harry Kuiterts boek 'Zonder geloof vaart niemand wel'. Onder het genot van een kopje muntthee las ik het al snel tot halverwege uit. Kuitert heeft een prettige schrijfstijl en weet mij goed mee te nemen in zijn gedachtengang.

Kuitert zegt in dit boek onder andere: "Het woordje geloven hoeven we niet zo ingewikkeld te maken. Laten we er b.v. onder verstaan wat een vrouw bedoelt als ze zegt: "ik geloof helemaal in mijn man. (...) Zo geloven christen in Jezus. Ze hebben meer in hem gezien dan anderen. Wat dan? Dat wordt onder woorden gebracht in de christelijke traditie. Die kent niet alleen woorden van maar ook woorden over Jezus en daar sluiten christenen zich, nu eens meer dan weer minder zeker van hun zaak, bij aan. Om Jezus de kurk te noemen waarop onze wereld zal blijven drijven, om lief te hebben zoals Jezus, moet je in hem geloven."

Met die woorden spreekt Kuitert zich nog niet zozeer uit over de (on)waarheid van allerlei leerstellingen, die iemand zou moeten accepteren voor hij zich christen mag noemen (je vindt bijvoorbeeld op www.waaromgeloven.nl een hele stoet aannames, die gedaan moeten worden om in God te mogen geloven). Nee, Kuitert houdt het midden leeg. Hij schept ruimte om geloven op te vatten in brede zin: je hoort er niet pas bij als je de dogma's* uit de apostolische geloofsbelijdenis onderschrijft, maar het gaat erom om geïnspireerd te zijn om lief te hebben. De manier waarop Kuitert geloof invult, nodigt dan ook uit tot een 'levende oriëntatie' (ik vertaal het met: handelingsgerichtheid) in plaats van een oriëntatie op de receptiegeschiedenis van het evangelie en de kerkelijke doctrine over God en Jezus die uit die receptiegeschiedenis is voortgevloeid.

Toen Jezus op aarde rondliep, bestonden er (uiteraard) geen christelijke dogma's. Die dogma's zijn ontstaan, toen mensen onder woorden gingen brengen wat er volgens hen gebeurd was rondom de persoon van Jezus van Nazareth. Kuitert wijst er in zijn boek 'Jezus: nalatenschap van het christendom' terecht op dat die receptiegeschiedenis begint bij het evangelie van Marcus en alles wat hierop aan geschreven en gesproken tekst gevolgd is.

Anders dan veel mensen denken, betekent dat niet zonder meer dat het christendom een nutteloze exercitie is geworden als je niet precies gelooft wat het apostolicum je voorschrijft. Het apostolicum maakt immers deel uit van de manier waarop mensen de persoon Jezus hebben ontvangen en beschreven - de oudste versie is pas in 170 na Christus op schrift gesteld en maakt natuurlijk deel uit van de lange Joodse geschiedenis. God de Vader, God de Schepper hoeft niet opnieuw uitgevonden te worden - er werd voortgebouwd op wat bekend was.

Struinend tussen de boeken, kwam ik ook een kinderbijbel tegen. Woord voor Woord van Karel Eykman. Ook dit is een boek dat niet bouwt op dogma's, maar eruit filtert waar het werkelijk om gaat: de God van Israël, Jezus komen op voor de beklaagde. Zij kijken niet neer op wie er ellendig aan toe is. WIJ hoeven niet neer te kijken op wie er ellendig aan toe is. Onze handen zijn dichtbij als er leed is. Onze oren zijn dichtbij als er geluisterd moet worden. Onze ogen zijn dichtbij als wat verkeerd is aan het licht moet komen.

Om opnieuw met Kuitert te spreken:
"Jezus is door zijn woord, door zijn voorbeeld, door de verwachting die zich aan zijn persoon hecht, door de beweging die hij ontketend heeft en die door zijn geest gedragen wordt, een factor geworden in de menselijke wereld. Hij is nog veel meer dan alles wat hij ontketend heeft, maar hij is alvast daarin terug te vinden als een bewogen beweger van onze mensenwereld. Dat is wat het christendom met geloven in Jezus bedoelt."

Als dat geloven is, dan zit er toekomst in. En wie had ooit gedacht dat een Hazes-hit daar mooi bij zou aansluiten.

(* = het woord dogma betekent NB in eerste instantie 'mening'!)

woensdag 20 juni 2012

Niemand heeft ooit God gezien

Afgelopen weekend las ik 'Weerwoord' van vader Pieter Boomsma en zijn zoons, de gelovie Arie en de atheïstische Klaas. Vooral de reacties van Klaas vond ik interessant, onder andere omdat hij zijn scepcis ventileert en de vinger op de zere plek legt: "Het eenrichtingsdenken is een kant van religie die mij ongelooflijk tegenstaat. Het idee de waarheid te hebben gevonden in een heilig boek sluit iedere vorm van discussie uit. Alles wat je tegen de ideeën van een gelovige inbrengt, wordt blijkbaar gereduceerd tot een blijk van ontwetendheid: 'Dat kun je allemaal wel zeggen en ik wil je best uit laten praten, maar je weet gewoon niet beter.' Is mijn leven leeg omdat ik niet geloof?"

In twee van zijn stukjes spreekt Klaas over de sociologische theorie van de drie V's. Deze theorie herleidt religie tot de menselijke behoefte aan Verbondenheid, Verklaring en Vervulling.

Hij doelt hiermee wellicht op de theorie van Sociale Driegeleding van Rudolf Steiner. Deze theorie is niet zozeer religietheorie, maar meer een wegwijzer richting een -volgens Steiner-  gezonde samenleving. Een godsdienstsociologische theorie met drie V's heb ik helaas nergens kunnen vinden (en dat terwijl het internet vergeven is van V-tritsen).

Als je religietheorieën leest, is het verleidelijk te denken dat het verschijnsel religie met deze theorieën ook daadwerkelijk verklaard is. Religietheorieën draaien immers om de vraag: waar vindt religie haar oorsprong en wat is haar functie? En als het antwoord op die vraag bijvoorbeeld is: de drie V's, dan zou je vervolgens kunnen stellen: "Gods rol is uitgespeeld" om vervolgens zonder gewetensbezwaren overgaan tot het atheïsme. (Enige uitdaging is om je drie V's ergens anders te vinden, maar dat probleem kan een sportvereniging, een vriendengroep of een humanistische sociëteit vast voor een groot deel oplossen.)

Mij is het te kort door de bocht. De belangrijkste conditie waaronder de natuurwetenschappen kennis kunnen verzamelen over de werkelijkheid is: God buiten beschouwing laten. Dat is niet hetzelfde als veronderstellen dat God niet bestaat (Isaac Newton zou zich omdraaien in zijn graf!), maar in de praktijk heeft het hier voor veel wetenschappers wel toe geleid. Dus ook voor sociaal wetenschappers. En ook voor godsdienstsociologen.

Scepcis is dan ook niet alleen op zijn plek bij een atheÏst die het christelijke geloof beschouwt, maar eigenlijk altijd wanneer mensen uitspraken doen over God - zij het vanuit het kamp der gelovigen of het kamp der wetenschappers. Om de oude woorden uit het bijbelboek 1 Johannes maar eens aan te halen: Niemand heeft God ooit gezien. We kunnen eigenlijk met goed fatsoen geen uitspraak over hem doen.

I do not know what I may appear to the world, but to myself I seem to have been only like a boy playing on the sea-shore, and diverting myself in now and then finding a smoother pebble or a prettier shell than ordinary, whilst the great ocean of truth lay all undiscovered before me. - Isaac Newton


dinsdag 19 juni 2012

J'accuse...!

Na 31 jaar maak ik de balans op. Wat heeft mijn kerklidmaatschap, mijn geloofsopvoeding me gebracht? Ik voel hierbij voornamelijk teleurstelling, boosheid, bitterheid en verwarring.

In de kerken die ik de afgelopen jaren bezocht, wordt in preken vaak verhaald over hoe belangrijk het is om een relatie te onderhouden met God, om God te kennen, om je te richten op Jezus. Je zou denken dat de kerk dan ook haar best zou doen om haar leden juist daarin te onderwijzen, te oefenen.

Terugkijkend op alle tijd die achter me ligt, zie ik dat ik vooral veel geleerd hebben over: over de Bijbel, over de kerkgeschiedenis, over Jezus, over God (voor zover die laatste iets met de eerste drie te maken heeft). Catechisatie draaide voornamelijk om overdracht van kennis, niet van ervaring. Hetzelfde gold voor jeugdvereniging, jeugdkerk, jeugddiensten: ik heb op al deze plekken geleerd over gebed, over meditatie, over het houden van 'stille tijd', maar er is geen mens geweest die het met me heeft geoefend. In een wereld die verandert van modern naar postmodern, van rationeel religieus naar ervaringsgericht, had de kerk moeten meebewegen. Waar is mijn spirituele onderwijs gebleven? Waarom hebben we het nooit geprobeerd: de Benedictijnse methode, het zoeken van de stilte in gezamenlijkheid, het spreken over de betekenis en toepassen van al dat kennen?

Daarom: j'accuse, ik beschuldig.

Natuurlijk, ik heb heel wat keren anderen horen bidden, contact horen zoeken met God. Van heel formeel tot heel persoonlijk, van in algemene termen tot extreem ik-gericht, van vaste formules gebruikend tot met-eigen-woorden-en-met-het-stopwoord-Heer-aan-het-eind-van-elke-zin. Maar ik heb niet vaak persoonlijke gesprekken gehad over de realiteit van spiritualiteit die door bijvoorbeeld Henri Nouwen wél heel mooi wordt beschreven. Ik ben zogezegd niet geoefend in de ups en downs van het contact met God, met het Hogere. Ik heb er geen concrete aanwijzingen voor gekregen. Ik heb geen opdracht meegekregen op catechisatie: probeer eens zus, of zo.

Mischien komt dat omdat de eigenlijke nadruk in veel kerken ligt op de overdracht van de waarheid over Gods heilsfeiten. Ik herinner me dat ik diverse keren geconfronteerd ben met het geloofstreintje: vertrouw niet op je gevoel, maar op Gods beloften uit de Bijbel!


Mijn probleem met het ophangen van het geloof aan feiten is: ik ben geboren in de 20e eeuw. Ik kan Albert Schweitzer, Friedrich SchleiermacherPaul Tillich, Harry Kuitert, Cees Den Heyer lezen. Ik kan inzien dat de feiten achter de heilsfeiten voor velerlei uitleg vatbaar zijn. Dat ze in sommige gevallen misschien niet eens feiten genoemd mogen worden. Dat Gods beloften uit de Bijbel niet allemaal zo eenduidig zijn als gelovigen denken - daarbij meer dan eens tweeduizend jaar kerkgeschiedenis en een groot aantal invloedrijke en met de kennis van nu: controversiële concilliaire beslissingen, vergetend.

Dat inzicht kan dan eigenlijk maar tot één ding leiden: een ontspoorde locomotief.

Ik zeg hier bewust niet: trein. Er is misschien nog hoop voor de wagonnetjes, mits het me lukt om mezelf te oefenen in de door mij gemiste spiritualiteit. En daarmee wijs ik ook naar mezelf, zeg ik opnieuw: j'accuse, zelfs je m'accuse. Ik ben nog niet uitgezocht.

zondag 17 juni 2012

Deo Volente?

De afkorting D.V. (Deo Volente, zo God het wil) wordt vaak gebruikt in combinatie met een datum. Het is één van de vele manieren waarop mensen zich uitspreken over Gods wil, maar wat bedoelen ze er eigenlijk mee? Dat ze er zeker van zijn dat God wil wat zij willen? Of dat de komende weken nog moeten uitwijzen of bijvoorbeeld hun huwelijksdag al of niet overeenkomstig Gods wil is? Zo niet, dan gaat het feest niet door? Zo wel, dan zal het wel zo bedoeld zijn? Waar ligt de grens voor het gebruik van deze uitdrukking? Wanneer zegt een christen: "Deo Volente", en waneer niet? Heeft God overal iets over te willen, of niet?

Dit soort vragen raken de vraag naar de rol van toeval in ons leven. Er zijn mensen die stellig menen: "Toeval bestaat niet!" Behalve als ze tien keer achterelkaar zes gooien met Risk, dat is toch wel heel toevallig. Want God besteedt zijn tijd toch niet aan het beïnvloeden van spelletjes Risk? Maar komt iemand een uit het oog verloren oud-klasgenoot op vakantie in Zuid-Spanje, dan mag dat geen toeval heten (Zou ik iets met die persoon moeten? Is er een hoger doel?). En hebben we het over huwelijkspartners of een nieuwe, leuke baan, dan zeggen gelovigen vaak zonder twijfel: dit is vast Gods plan voor mij! (Anders had hij er toch wel een stokje voor gestoken?).

Gods plan. Een beetje nieuwerwetse christen gaat ernaar op zoek. Het plan dat God met mensen heeft lijkt vooral betrekking te hebben op de grote dingen des levens: wat voor studie, wat voor werk moet ik doen? in welke straat moet ik wonen? hoeveel kinderen zullen we krijgen? Het gaat eigenlijk nooit over of iemand de scheiding van zijn haar links of rechts moet dragen, of hij wel of geen melk moet drinken en welke fiets hij moet kopen.

Moe word ik ervan, dat gezemel over Gods plan met individuele levens. En ook van alle christelijke "quick fixes" die te berde worden gebracht als een kind van twee sterft aan kanker, als vrienden kinderloos blijven, als lieve mensen tegen wil en dank vrijgezel blijven, als iemand zijn baan verliest. Ze schieten per definitie tekort in iedere situatie en helpen niemand.

Nee, als ik iets begrepen heb van zowel de bijbelse boodschap (voor zover er sprake is van één boodschap), dan lijkt die te zeggen: mensen zijn het beste af als zij recht bewerken, vrede tot stand brengen, liefde betonen. En dat kun je doen met of zonder partner, in ieder huis in de stad, met welke studie of baan dan ook en met elk willekeurig aantal kinderen, hoe kort of lang je leven ook duurt.

vrijdag 15 juni 2012

Here, zegen dit eten. Amen.

Als alles op de schop gaat, komen er vraagtekens te staan op plaatsen waar je ze niet wilt hebben. De opvoeding van onze kinderen bijvoorbeeld leek altijd redelijk overzichtelijk: ze zouden gedoopt, mee naar de kerk, we zouden bidden en bijbellezen aan tafel, we zouden... Maar nu is niets meer vanzelfsprekend.

Een confrontatie met bovenstaande constatering vindt elke dag tenminste drie keer plaats: ochtend, middag en avond. Want voor elke maaltijd dreunen we nog steeds braaf op: "Here, zegen dit eten. Amen." Mijn getwijfel is één ding, maar vaste rituelen die ooit ergens hun oorsprong hadden en toen betekenisvol leken, geef je niet zomaar op.

Desondanks moet ik toegeven dat ik het Herezegenditetenamen altijd al een vreemd gebed gevonden heb. Waarom spreken we het überhaupt uit? Wordt mijn eten er anders van? Wat betekent 'zegen'? Wat vraag ik God eigenlijk? Of is de bedoeling van het stiltemoment voor de maaltijd: mij herinneren aan de honger van anderen? Maar als dat zo is, waarom geven we dáár dan geen uitdrukking aan? Staat God überhaupt wel in relatie tot mijn eten?

Ik ben niet opgegroeid met het idee dat er een bovennatuurlijke kracht loskomt wanneer je iets of iemand zegent. Ik ben eerder grootgebracht met de opvatting, dat zegen is: het goede toewensen, goed spreken over. Later werd ik beïnvloed door andere opvattingen: er "gebeurt"iets als je zegen uitspreekt, machten en krachten komen in beweging, engelen bestrijden demonen. Frank Peretti beschreef zogezegd de realiteit van de hemelse gewesten.

Zo is mijn wereldbeeld, mijn godsbeeld in elk geval niet meer, dus zo kan ik het woord zegen niet meer zien. Maar wat betekent zegenen dan wel, en kan ik er nog iets mee? Zegen is voor mij zo onlosmakelijk verbonden aan God: kan en mag ik het woord nog wel gebruiken als God op losse schroeven staat?

Op de website van de Hebreeuwse Volksschool wordt de verbinding gelegd tussen de Hebreeuwse woorden בָּרַך, bárakh (zegenen) en דָּבָר, dábhar (een zinvol woord zeggen). Door te zegenen, maken we de gezegende groter. Frappant dat het joodse tafelgebed, dat ook op deze pagina te vinden is, zó anders klinkt dan Herezegenditetenamen. Het past woorden toe uit onder andere de psalmen, waardoor het gebed gericht blijkt te zijn op God en niet op het eten:
Gezegend zijt Gij, Eeuwige, onze God, koning van de wereld, Die de vrucht van de wijnstok hebt geschapen.
Gezegend zijt Gij, eeuwige, onze God, koning van de wereld, Die het brood uit de aarde doet voortkomen.

God zegenen. Dat klinkt al een stuk meer voordehandliggend dan mijn eten zegenen. Volgens Jos Douma moeten dit ook de woorden geweest zijn die Jezus zei, voordat hij (volgens het verhaal van Marcus 8) eten uitdeelde aan zijn luisteraars. Maar het zijn geen woorden die ik zomaar nazeggen kan. Tegelijkertijd: Herezegenditetenamen voldoet niet meer. Kan ik een ander, een nieuw gebed mijn strot uit krijgen? Eén waarvan ik (nu nog) niet weet tot wie ik het richten moet? Of blijven we voortaan bij gebrek aan beter zwijgzaam stil?

Ik zie nu al op tegen de lunch.

donderdag 14 juni 2012

Kaarten op tafel

Vandaag las ik Boele Ytsma's 'Van de kaart'. Ik heb het in één ruk uitgelezen, want pagina na pagina leek het boek niet alleen maar over hem te gaan, maar ook over mij: het proces van existentiële twijfel dat je overvalt en waar je niet voor kiest, de eenzaamheid die hierbij hoort, de frustratie, het gevoel van totale verlorenheid nadat je kaartenhuis ("Kathedraal van Zekerheden) in elkaar gedonderd is, the point of no return, het zoeken naar: wat nu? Zelfs Ytsma's bittere nasmaak na een onbarmharmtige en genadeloze boek(?)bespreking van Klaas Hendrikse's 'Geloven in een God die niet bestaat' in een radioprogramma van Andries Knevel kwam me bekend voor: ik beluisterde de bewuste uitzending een aantal maanden geleden, toen ik zocht naar het orthodox-christelijke op het boek in kwestie. Net zoals Ytsma kwam ik van een koude kermis thuis: weinig liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid of zelfbeheersing vielen Hendrikse ten deel.

Ik heb nieuwe dingen geleerd uit het boek van Ytsma. De 'Emerging Church' beweging bijvoorbeeld, daar had ik nog nooit van gehoord. Er blijkt een Nederlandse tak actief te zijn. Al googlend kwam ik op het spoor van bloggers, die net zo twijfelen als ik en zich niet langer gelovig willen noemen, maar zoekend. Bizar hoe bekend hun vragen me nu in de oren klinken, terwijl ik ze een aantal jaren geleden rustig terzijde gelegd zou hebben om vooral medelijden te voelen.

Maar, Ytsma's boek gaat toch ook weer niet helemáál over mij. Anders dan Ytsma kan ik de beweging terug naar de kerk (nog) niet maken, zelfs niet in de voetsporen van de Emerging Church - getuige mijn vorige blog over "De 10 mooiste bijbelverhalen van Zwolle". Daarbij speelt het door mij zo beleefde geen-gehoor van de gevestigde (orthodoxe) kerken op de oproep van nota bene Klaas Hendrikse in zijn open brief aan Arjan Plaisier, scriba van de PKN. van 5 januari 2009:

In vele toonaarden is mij het afgelopen jaar te verstaan gegeven dat de vraag naar God’s bestaan niet wezenlijk, of zelfs een gepasseerd station zou zijn.
Bij lezingen in het land hoorde ik andere geluiden: voor velen die oprecht proberen te geloven is die vraag juist essentieel: wat valt er (nog) te geloven als het bestaan van God wordt betwijfeld? Voor sommigen is mijn boek een steun in de rug, voor anderen is het een brug te ver. Maar zij kunnen en willen niet terug naar “de God van hun jeugd”. Waar kunnen ze terecht?

Er is een plaats nodig waarin zoekende mensen zoals ik alle vragen kunnen stellen die ze op hun hart hebben, zonder dat de antwoorden vooraf vaststaan en zonder dat de mogelijke antwoorden onderscheidend zullen werken. Ytsma hoopt in zijn boek op zo'n plaats: een radicaal-katholieke kerk waarin de kloof tussen orthodox en vrijzinnig overbrugd wordt doordat de focus wordt verlegd van waarheid zoeken naar waarachtigheid betonen.

Als ik Ytsma goed begrepen heb, verwacht hij trouwens wel dat de "kerkgangers" van die radicaal-katholieke kerk het er tenminste over eens zullen zijn dat Jezus de ultieme inspiratiebron is voor de waarachtigheid die ze tentoon willen spreiden. Maar neigt dat nou niet alsnog naar de instandhouding van waarheidsclaims die twijfelaars nu juist van zich af proberen af te schudden? Op basis waarvan zou ik een dergelijk geloof kunnen of moeten aanhangen? Is het niet een "quick fix" voor het ineenstorten van die "Kathedraal van Zekerheden"? Een laatste stukje dat overeind mag blijven staan, omdat de naakte waarheid wel erg naakt is?

Ik heb geen antwoord op die vraag, maar verwacht dat Hendrikse het wel zal formuleren in zijn tweede boek: "God bestaat niet en Jezus is zijn zoon". Hij deed dat eigenlijk al met zoveel woorden in zijn eerste boek, door zich de kerk als een eetcafé voor te stellen, waar mensen van divers pluimage onder de maaltijd zouden kunnen spreken over God. Bijbel, Koran, de krant. Meer spiritualiteit, minder christendom. Ik weet niet of dat de toekomst van de kerk moet zijn. Ytsma bepleit terecht dat de kerk zijn bestaansrecht ontleent aan haar gericht-zijn op Jezus. En dus stel ik mezelf maar weer eens de gewetensvraag: Heeft de kerk, heeft mijn oude geloof nog toekomstmuziek in zich? Of kan ik maar beter nu alvast plaatsnemen in een wilelkeurig eetcafé en kijken of daar andere twijfelaars te vinden zijn...?









zondag 10 juni 2012

De Heer en het weer

Aan het begin van de middag was ik bij de opening van de grote finale van het project over de 10 mooiste bijbelverhalen in Zwolle. Het zonnetje scheen en ik was niet de enige die vond, dat dat mooi meegenomen was. De presentator zei namelijk: "Wat een prachtig weer! En weet je wat dat betekent? God is er bij!" Prompt wilde ik naar huis.

Ik ben de afgelopen maanden vreselijk allergisch geworden voor uitspraken die God reduceren tot ons voorstellingsvermogen. Wat nu, als het geregend had? Was God dan ergens anders geweest? Had daaruit gebleken dat God geen behoefte had aan het evenement? Zou het mislukt geweest? Is Gods goedkeurig zichtbaar in het weer?

Mijn oma zegt wel eens: "Wie moppert op het weer, die moppert op de Heer". Daaruit zou je dan moeten concluderen, dat God het weer bestuurt. Daar zie ik zelf niet zoveel heil in, maar ze zegt daarmee ook met zoveel woorden: "Hoe God zich tot het weer verhoudt, daar hebben wij mensen geen idee van". Dat is mijns inziens al een sterke verbetering ten opzichte van Gods zegen of nabijheid uit het weer te willen afleiden.

Het mooiste bijbelverhaal van Zwolle bleek trouwens (op basis van 5.000 stemmen) het Paasverhaal te zijn. Wat wilde ik graag dat ik daar zonder enige terughoudendheid naar kon luisteren als "waargebeurd" en "ongecompliceerd". Maar die tijd lijkt voorbij. De laatste dagen lees ik Harry Kuiterts 'Jezus: nalatenschap van het christendom'. Daarin lees ik tot nu toe nog geen schokkende nieuwe informatie. Het is meer een samenvatting van een door mij ingeslagen weg. Een weg die misschien niet zo goed meer past bij dat evenement over de 10 mooiste bijbelverhalen in Zwolle.

Diep in mijn hart vind ik het jammer. Ik kan het geluid van het evenement in de tuin horen en ik weet dat ik er geen deel vanuit maak. Of in ieder geval: er op zo'n andere manier deel vanuit maakt, dat anderen me waarschijnlijk niet langer herkennen als één-van-ons. Dat besef stemt me vaak tot nadenken. Heb ik het mis? Ga ik te ver? Zou ik niet kunnen terugkeren naar dat land van zeker weten?

Een bekende die ik tegenkwam in de trein van Utrecht naar Zwolle, wees me op 'Van de Kaart', een boek van Boele Ytsma. In dat boek -ik moet het nog lezen- vertelt hij over zijn proces van existentiële twijfel. Over (in zijn eigen woorden) hoe "alles dat heilig voor je was, veranderde in de meest onwaarschijnlijk onzin die je maar bedenken kon". Bij het (online) lezen van het eerste hoofdstuk van zijn boek, voel ik me even ietsje minder statenloos dan vanmiddag in het park.

dinsdag 5 juni 2012

The present tense - Sidney Carter

Your holy hearsay
is not evidence:
give me the good news
in the present tense.

What happened
nineteen centuries ago
may not have happened:
how am I to know.

The living truth
is what I long to see.
I cannot live upon
what used to be.

So shut the Bible up
and show me how
the Christ you talk about
is living now.