vrijdag 18 januari 2013

En toen was het stil

In de stilte
wordt de mens
aangesproken
door 't oneindige
geheim
het diepste Jij
Martin Gutl

Vrijdag
Met lood in mijn schoenen stap ik in de auto. Een paar maanden geleden leek het nog zo'n goed idee: een stilteweekend in een klooster. Nu het moment daar is om af te reizen, zie ik er behoorlijk tegenop. Achtenveertig uur je mond houden is één ding, een paar keer per dag de confrontatie met jezelf zoeken door je over te geven aan stiltemeditatie is een tweede.

Bij vliegveld Teuge verbeeld ik me dat de auto een lekke band heeft. Ik draai de radio zachter (die staat uiteraard aan zolang het nog kan) en rijd naar een pechplek. Ik stap uit en bespeur niets bijzonders, behalve mijn eigen zenuwachtige gevoel over wat me te wachten staat. Ik loop een rondje om de auto om de banden te inspecteren, wat niet veel anders inhoudt dan tegen elke band een goeie trap geven. Natuurlijk is er niks aan de hand. Ik verman mezelf: "Zo moeilijk kan een stilteweekend niet zijn."

Aangekomen bij de abdij voel ik me onzeker. Het is de bedoeling dat de deelnemers te allen tijde het "nobele stilzwijgen" in acht nemen, maar de instructie zegt niet precies vanaf wanneer. Ik word mijn kamer gewezen - bed, kast en een bureau waarboven een kruisbeeldje hangt. De lijdende Jezus heeft zijn ogen dicht, maar toch heb ik het gevoel dat hij op me neerkijkt. Ik voel me er ongemakkelijk bij, omdat het voor mij het afgelopen jaar symboliseert. Ik hoor van hem spreken, maar voor mij werd Jezus hoe langer hoe meer onbereikbaar. Dat zal dit ene weekend niet oplossen, maar desondanks: ik hoef mezelf in elk geval niet te verwijten dat ik voor mijn twijfels en vragen wegloop. Ik neem een fotootje van het kruisbeeld en maak me op voor een oefening in aandachtig eten: ook de maaltijden worden hier genuttigd in stilte.

Eten in stilte blijkt een aardige oefening te zijn in aandachtig leven. Ik kan het niet helpen om het komische van de situatie te zien, wanneer blijkt hoeveel kabaal selleriesalade en knäckebröd maken, als ze opgegeten worden zonder overstemd te worden door stemgeluid. Tegelijkertijd voel ik me wat verloren aan de eettafel - het is lastig om anderen te dienen als je ze niet kunt vragen wat ze nodig hebben. In plaats daarvan moet je dan maar in de gaten te houden of een van je tafelgenoten stilletjes je aandacht probeert te trekken, om je vervolgens met gebaren te vertellen wat hij of zij nodig heeft.

Na het eten krijgen we een inleiding van pater Henry, tevens zenleraar. Hij huivert een beetje om dit woord te gebruiken: "Deze reis maken we samen", zegt hij. De eerste meditatiesessie valt me alles mee, hoewel het me bepaald niet lukt om mijn gedachten stop te zetten - de kinderen, mijn werk, het huis dat we niet kochten... het spookt allemaal door mijn hoofd, terwijl ik mijn ware zelf probeer te bereiken. Ik kom in de verleiding om nu al te beginnen met reflecteren op wat nog niet eens begonnen is, en probeer in het hier en nu te blijven. Ik wil mijn weekend in stilte niet verpesten door in het eerste uur al te beginnen met nabeschouwen.

Tijdens de tweede sessie slapen mijn voeten zo erg, dat ik bij het opstaan door mijn benen zak. Een blauwe linkervoet is het resultaat. Ik ben amper in staat de zendo te verlaten. Terug op mijn kamer moet ik naar de wc. Ik draai de deur achter me op slot. Ik grijns. Wie zou me hier moeten achtervolgen op deze paar vierkante meter allenigheid? Niemand hier dan ik.

Zaterdag
Op zaterdagmorgen gaat onze leraar in op de tijd van het jaar: het is bijna Driekoningen, maar nu is het nog Kersttijd. Nog even wachten, dan gaan de dagen lengen: we leven in een tijd waarin we weer zullen zien dat het licht het donker verdrijft. Voor christenen is Kerst onlosmakelijk verbonden met Jezus, maar de reden dat we het Kerstfeest juist in december vieren, is dat in onze streken al veel langer dan tweeduizend jaar wordt gevierd dat het licht de duisternis verdrijft.

In de Sint Willibrordsabdij wordt de beoefening van zen gecombineerd met de christelijke mystiek. Het ultieme doel van (za)zen (wat eigenlijk niets meer betekent dan de kunst van het stil zitten) is verlichting: het ervaren van de leegte van de ware aard. In het Japans wordt dit 'kensho' genoemd. De ervaring van kensho heet 'satori' - maar die ervaring laat zich niet afdwingen: hij is on-middel-lijk (zonder middelen) en je kunt je er niet op instellen: de enige weg is jezelf leeg maken. In zijn inleiding wijst de pater erop dat de christelijke mystiek zoekt naar de ervaring van God. Die ervaring vult als het ware de leegte op, die je zoekt door je totaal ontvankelijk op te stellen en je denken los te laten. Bij God kun je zijn zoals je bent.

Tijdens een persoonlijk gesprek met de pater later die dag, bevraag ik hem op de meerwaarde van het christendom. We hebben het onder andere over de hypothetische vraag of God er nog is, wanneer er geen mensen zijn. Natuurlijk komen we niet tot een eenduidig antwoord, maar hij zegt wel iets dat me bij zal blijven: "De Liefde heeft een tegenover nodig". Daar concentreer ik me de rest van de sessies op, hoewel het me ontzettend zwaar valt. Het is niet eenvoudig om los te komen van beelden en gedachten. Het gevoel van dit niet kunnen, willen opstaan, willen vertrekken dringt zich steeds weer aan me op.

Zondag
Halverwege de zondag klopt de pater op mijn deur: of ik verder had willen praten? Tijdens de weekenden is er een systeem met een briefje dat je onder je mat moet leggen om duidelijk te maken dat je een persoonlijk onderhoud wilt. Ik was vergeten het briefje weg te halen, maar besluit nog eens van de mogelijkheid gebruik te maken om mijn eenzaamheid te doorbreken. Als ik mijn kamerdeur sluit, springen de tranen in mijn ogen, zonder dat ik goed begrijp waarom. De klok van de abdijkerk begint te luiden: de eucharistieviering begint zo. Ik ga er niet heen, maar trek me terug in het boekwinkeltje. Ik blader wat door boeken van Anselm Grün en vraag me voor de zoveelste keer dit weekend af waarom ik hier naartoe gekomen ben.

In de spreekkamer uit ik mijn frustraties: het kost me zoveel moeite om de meditatiesessies vol te houden. Mijn onvermogen om te stoppen met nadenken, om me niet te laten opjutten door morgen of te laten achtervolgen door gisteren... de periodes van zitten en zwijgen lijken daardoor van die zinloze exercities. De pater vraagt me, waar ik dan heen zou willen met mezelf. Ik antwoord: "Naar huis, maar ook niet naar huis." Hij vertelt me dan een anekdote van een beginnende monnik, die het klooster wilde verlaten. De abt draagt hem op, om te gaan waarheen hij wil, maar om dit eerst eens te proberen vanuit zijn kloostercel. De moraal van het verhaal: waar we ook gaan, we kunnen onszelf toch niet ontlopen. En wanneer je eenmaal begonnen bent om jezelf te ontmoeten, kun je beter volhouden dan te vluchten.

Voor de laatste meditatiesessie zoek ik de boekwinkel nog eens op. Daar kom ik een boekje tegen van Thich Nhat Hanh. Op één van de bladzijden lees ik acht woorden, die te gebruiken zijn op de in- en uitademing: tot rust komen - glimlachen - het moment - een wonder. Met dat handvat neem ik voor de laatste keer plaats in de zendo. Het valt me nog steeds niet gemakkelijk, maar op een bepaalde manier vind ik het jammer wanneer de leraar na een half uur zegt: "Jullie hebben het volbracht". Er klinkt uit bijna alle achttien monden een zucht van verlichting - ik blijk zeker niet de enige te zijn, die een uitdagend weekend heeft gehad.

Tijdens het afsluitende koffiemoment omschrijf ik het weekend als een zelfverkozen, waardevolle marteling. Zo bekijk ik het nu, twee weken later, nog. Door de stilte te zoeken, komen we onszelf tegen. Dat overkomt je niet in het leven van alledag, maar daar moet je ruimte voor maken. Het helpt om los te komen van je kleine en grote sores en om in contact te komen met je zelf, je lichaam en ja, misschien zelfs God. Met een meditatiebankje onder mijn arm loop ik naar de auto. In de weken erna zal ik het nog niet gebruiken, maar het herinnert me eraan dat het kan: je in jezelf keren, zoeken naar wat het dagelijke leven overstijgt en je aan te bieden als tegenover van de Liefde.

de Liefde heeft een
tegenover nodig
maar er is hier niemand
dan ik