zaterdag 3 maart 2012

Voortdurend sterven

Kerkvader Augustinus schijnt gezegd te hebben: "Zingen is dubbel bidden." En of hij nu gelijk had of niet, zingen doe ik. De laatste jaren spreken mij vooral liederen aan, die voor mijn gevoel vooral niet teveel zeggen.

Vandaag zong ik onder andere:
Wij gaan weer verder, vol van hoop, de ongebaande wegen
met onze droom op hinderloop, de meeste feiten tegen
De onrust houdt ons op de been en doet ons verder reizen,
een stem die klinkt door alles heen, een God niet weg te prijzen

Zijn woord houdt aan in ons gemis, dat alles kan verkeren
dat vrede hier bestaandbaar is en onrecht om te keren.
Hij doe ons kiezen voor de mens, bedreigd, verarmd, vergeten;
Hij voert ons naar de laatste grens om van elkaar te weten.

Sjaloom, geluk op deze reis. Het duurt misschien nog eeuwen,
maar twijfel niet meer aan de wijs: "Het lam huist bij de leeuwen!"

De tekst van dit lied is geschreven door Jan van Opbergen. Ik kwam zijn naam onder andere tegen in het archief van J'accuse, maar ook was hij pastor van oecumenische Basisgemeente Het Kompas, die tot ergens in het begin van dit millennium diensten organiseerde in Amsterdam. Over één van de voormannen van de basisbeweging, Jurjen Beumer, vond ik een artikel op Wapenveld online. Een citaat uit dat interview schept op een bijzondere manier ruimte: "Als God groter is dan ons hart, dan is hij zeker groter dan de Schrift". Een digestiefje dat past bij mijn maaltijd van gisteren.

Piekerend over God, met op de achtergrond een fanfare van frustraties over de door mij ervaren passiviteit van zijn kant, vond ik troost in de gedachte dat toezien niet per se hand in hand gaat met onbewogenheid. Actief mee-lijden is een vorm van betrokkenheid, die in zichzelf geen verandering brengt in de situatie, maar wel in hoe die ervaren wordt degene die lijdt.

De dichter van psalm 88 had al in de gaten dat het leven eigenlijk één lang rouwproces is. In vers 16 staat: "Ellendig ben ik en stervende van jongs af, ik draag Uw bedreigingen, ik ben radeloos." (versie Herziene Statenvertaling). Een oud doopformulier van de Gereformeerde kerken vrijgemaakt zegt het zo: Het leven is een voortdurend sterven.
Mensen die rouwen hebben behoefte aan naasten die luisteren (ook na langere tijd), die geen ongevraagde adviezen geven, die geduldig zijn, die vragen wat ze nodig hebben en de rouwende de keuze laten om iets te gaan ondernemen. Zou God zo'n naaste zijn? Een naaste die heeft begrepen hoe je een rouwende mens moet benaderen en troosten? Een God die z'n uiterste best doet om met ons het verdriet over het wereldwijde én individuele lijden te doorleven?

God als lijdende naaste. Op een bepaalde manier ging mijn hart open door dit beeld. Ik voelde me een moment getroost. Als God onze lijdende naaste is, dan is de vraag naar zijn ingrijpen in de fysieke werkelijkheid niet meer zo relevant. Maar ook: de idealist in mij werd wakker. Dan hoort Gods lijden juist de aanzet te zijn om zélf in actie te komen.

Ik ga weer verder, vol van hoop.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten