vrijdag 24 februari 2012

De zaak God

C.S. Lewis doet in zijn boek Surprised by Joy de uitspraak: "I was at this time living, like so many Atheists or Anti-theists, in a whirl of contradictions. I maintained that God did not exist. I was also very angry at God for not existing. I was equally angry at Him for creating a world." Een nogal vreemde emotie voor een atheïst, maar dit terzijde.

In eerste instantie dacht ik mijzelf in Lewis' emotie en gedachten te herkennen, maar daar kom ik van terug. Dat komt hierdoor: het al of niet bestaan van God is een aanname. Een atheïst (in de zin van: iemand die aanneemt dat er geen god of goden bestaan) heeft geen betere kaarten dan een theïst (in de zin van: iemand die aanneemt dat er een god of goden bestaan, zonder hier een verdere invulling aan te geven. En ja, dan zou die god in theorie zelfs het Flying Spaghetti Monster kunnen zijn). Ik kan dus nooit volhouden, dat god zeker niet bestaat. Ik herken me daardoor ook niet in Lewis' vermeende atheïsme. Bovendien ben ik eerder geneigd te menen dat God wel bestaat, dan niet.

Iemand die vindt dat ik hier een grote fout maak, oordeelt te vroeg. Door aan te nemen dat god bestaat, zeg ik feitelijk niets. In ieder geval niet over of en hoe die veronderstelde god zich openbaart. Het bestaan van God is dan niet te verifiëren, maar ook niet te falsificeren, want de 'waarheid' onttrekt zich aan de zintuiglijke werkelijkheid en blijft zo in het midden. Een mens kan slechts hard maken dat het bestaan van god of goden onzeker is en is in die zin vrij om een standpunt in te nemen over of god wel of niet bestaat.

Terug naar C.S. Lewis. Waardoor herkende ik mij nu in zijn uitspraak? Ik denk dat ook ik iets van boosheid voel. Maar dan een gevoel van boosheid, teleurstelling over mijn gebrek aan waarneming van (sporen van) god in die zintuigelijke werkelijkheid. Over het besef dat ik het bestaan van god of goden niet empirisch kan bewijzen.

De god van mijn jeugd, de christelijke God, is een god die manna laat regenen uit de hemel, een dode Lazarus wordt lijfelijk opgewekt, Jezus' lichaam verdwijnt uit zijn graf om niet meer te worden gevonden. Een god die in staat is in te grijpen en daardoor invloed uitoefent op de zintuigelijke waarneming van mensen: de Israëlieten konden het door God geschonken manna zien, voelen, ruiken, proeven. Martha en Maria en vele anderen konden de door Jezus uit de dood opgewekte Lazarus zien, voelen, ruiken, horen (en vast ook proeven...). De soldaten bij Jezus' graf konden zijn lijk niet meer zien of voelen. Kan dat? Zijn dit historische feiten? En als dit historische feiten zijn, waarom ervaar ik dit soort dingen dan niet? Was Gods ingrijpen in de zintuigelijke werkelijkheid misschien tijdelijk en uitzonderlijk? Of vindt dit ingrijpen nu nog plaats? Waarom blijkt dit niet uit empirische onderzoek? En vertelt mij dat nu wel of niet iets over God?

Ik sluit vandaag maar af met een citaat uit The Hitchhiker's Guide to the Galaxy over de Babel fish. De Babel fish is een soort bloedzuiger,, die ervoor zorgt dat de persoon die de Babel fish toestaat zich te voeden met zijn hersengolven, alle talen kan verstaan. Geen conclusie, geen sluitend antwoord, maar ook niet nietszeggend.

Now it is such a bizarrely improbable coincidence that anything so mindbogglingly useful could evolve purely by chance that some thinkers have chosen to see it as a final and clinching proof of the non-existence of God. The argument goes something like this:
"I refuse to prove that I exist," says God, "for proof denies faith, and without faith I am nothing".
"But," says man, "the Babel fish is a dead giveaway, isn't it? It proves you exist and so therefore you don't. QED."
"Oh dear," says God, "I hadn't thought of that," and promptly vanishes in a puff of logic.
"Oh, that was easy," says man, and for an encore goes on to prove that black is white, and gets killed on the next zebra crossing.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten