dinsdag 28 februari 2012

Zoek en vind

Na een week nadenken ben ik nog niet veel verder gekomen dan:
- ik acht het niet onmogelijk dat er een god(en) bestaat en
- niemand kan met zekerheid zeggen of er zoiets bestaat als ziel of geest, maar dit kan ook niet zonder meer ontkend worden.
Een mager resultaat als je het mij vraagt.

Er zijn natuurlijk ook andere manieren dan rationeel redeneren om uit te zoeken of god(en) en/of de menselijke ziel/geest bestaan. Eén manier is proefondervindelijk leren. Maar proefondervindelijk leren geloven... kan dat eigenlijk wel? Zou dat kunnen leiden tot inzicht in wat waar is en wat niet?

Ik hoef maar om me heen te kijken om te weten dat proefondervindelijk leren geloven mij geen objectieve waarheden zal opleveren.

Een eerste probleem is dat proefondervindelijk leren geloven vrij regelmatig mislukt. Gegevens van het Sociaal Cultureel Planbureau laten zien dat er de laatste jaren veel is veranderd op de religieuze kaart van Nederland. Een groot percentage van de Nederlandse bevolking heeft in de afgelopen decennia afscheid genomen van godsdienst, in het bijzonder van het christelijke geloof. Een groot aantal mensen noemt zich tegenwoordig atheïst, nontheïst, niet-religieus, etcetera. Ze zullen misschien niet allemaal geprobeerd hebben God te vinden, maar een deel van deze groep zal oprecht teleurgesteld zijn in godsdienst, kerk en God. Dat is jammer, vooral in het licht van bijbelse uitspraken in zowel het bijbelboek Mattheüs als Lucas "Vraag en er zal je gegeven worden, zoek en je zult vinden, klop en er zal voor je worden opengedaan". Wat er ook mee bedoelt wordt, blijkbaar niet dat mensen die God zoeken, die God altijd ontmoeten.

Oei! Voor een christelijke fundamentalist is die laatste opmerking voer voor cognitieve dissonantie! Hoe kunnen er nou mensen zijn, die wel zoeken, maar niet vinden? Mogelijke ontsnappingen hieruit: deze mensen zullen niet hard genoeg gezocht hebben, of ze hebben op een verkeerde manier gezocht, of ze zijn niet kritisch geweest in hun zelfonderzoek en hebben daardoor God 'gemist', ze waren niet geduldig genoeg, enzovoorts.

(Atheïsten die elke aanwijzing voor het bestaan van een metafysische werkelijkheid afwijzen met bijvoorbeeld een verwijzing naar Richard Dawkin's memenverklaring' (voor de aanwezigheid van godsdienst bij de menselijke soort: het brengt een evolutionair voordeel en that's it) zijn trouwens geen haar beter dan fundamentalistische christenen. Ook zij laten geen ruimte over voor alternatieve verklaringen of gebeurtenissen die tornen aan hun versie van de werkelijkheid.)

Hiermee kom ik op mijn tweede probleem met proefondervindelijk leren geloven. Ik noem dit soort ontsnappingen systeemantwoorden. Ieder mens heeft standaard systeemantwoorden op vragen die cognitieve dissonantie oproepen. Dat moet ook wel, want anders zou onze deelname aan de werkelijkheid vreselijk vermoeiend worden. Ik kan me er in ieder geval niet voorstelen wat er zou gebeuren als ik niets meer voor waar, werkelijk of logisch zou willen aannemen. Het zou me al in de problemen brengen aan het begin van de dag: ik zou uren kunnen liggen twijfelen in mijn bed of mijn wekker nu een fysieke werkelijkheid is en of het wel of niet redelijk is om naar aanleiding van die wekker uit mijn bed te komen. Er zijn niet voor niets maar weinig mensen (zijn ze er überhaupt wel?) die de solipsistische studeerkamerbenadering toepassen op hun leven van alledag: we geloven dat de wekker onderdeel van een zintuigelijke werkelijkheid is, we geloven dat ons lichaam dat opstaat uit bed dat ook is, we geloven we andere mensen zintuigelijk zien, aanraken, etcetera. In feite is ieder mens daarmee een gelovige. Niemand kan immers echt méér weten dan Descartes' eerste klare idee: "Ik denk, dus ik besta", maar we varen wel bij een denksysteem van veronderstellingen dat veel verder gaat dan dat. En het is prettig om systeem zo goed mogelijk in stand houden, zelfs als dit betekent dat we de waarheid af en toe geweld aan doen.

Ik heb niet zozeer problemen met dat cognitieve dissonantie optreedt in het menselijk brein, maar wél dat het mensen ervan weerhoudt waarheden te vinden c.q. onwaarheden te ontkrachten.
Een verslaafde roker die weet dat hij een groter risico loopt om longkanker te krijgen, zal tegen zichzelf zeggen: "Maar ik ken mensen die rookten als een ketter en 90 werden!" Alsof het risico op longkanker daar minder van wordt. Maar hij kan in ieder geval zonder scrupules zijn volgende sigaretje opsteken. Cognitieve dissonantie is erop gericht in stand te houden wat al was. Systeemantwoorden zijn daarom niet betrouwbaar. Wanneer ik proefondervindelijk zou moeten leren geloven, ben ik bang dat mijn kennis over God en mezelf voor een groot deel zullen gaan bestaan uit het resultaat van cognitieve dissonantie. Philip Yancey zegt in zijn boek Op zoek naar de onzichtbare God: "Het is niet zo dat ik eerst God leer kennen om vervolgens zijn wil te doen. Integendeel, ik leer Hem kennen door zijn wil te doen." Ik vraag me af wat er zou gebeuren als ik probeerde het Flying Spaghetti Monster te leren kennen...

Ik zie trouwens wel de winst die ik met proefondervindelijk leren geloven zou kunnen behalen. Uit onderzoek van Peter de Rijk ("Bidden in de GGZ", 2010) is gebleken dat bidden chronisch psychiatrische patiënten binnen de transmurale zorg goed doet. Bidden houdt blijkbaar verband met de geestelijke gezondheid. In de studie van Peter de Rijk speelt de entiteit tot wie het gebed gericht wordt geen rol, het gaat puur om het proces/de taak van het bidden. Proost op mijn geestelijke gezondheid dan maar?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten