maandag 27 februari 2012

Tussen hemel en aarde

Vorige week schreef ik een blog over reductionisme. Ik kreeg hierop terecht kritiek.

Het eerste punt van kritiek was, dat ik (ik gebruik mijn eigen woorden, niet die van mijn gewaardeerde criticus!) wel iets enthousiaster zou mogen zijn over de resultaten van natuurwetenschappelijk onderzoek. Die resultaten worden immers in de praktijk van alledag toegepast - bijvoorbeeld in computers, stofzuigers en afwasmachines, en dus houd ik een stuk meer tijd over om na te denken over de zin van mijn bestaan dan de gemiddelde middeleeuwer. Point taken!

Wat ik in mijn blog had willen zeggen, maar wat blijkbaar niet zo overkwam, is dit. Het natuurkundig onderzoek in bijvoorbeeld de Large Hadron Collider is voor mij een ver-van-mijn-bed-show. Het spitst zich toe op slechts een heel klein stukje van mijn existentiële vragen: uiteindelijk hopen ze daar in Genève de eerste tien seconden na het ontstaan van het heelal te kunnen 'herscheppen'. 10 seconden! Het is voor mij heel moeilijk voor te stellen hoe dat mij zal helpen antwoorden te vinden op vragen als waarheen? waarvoor? Hoewel er elke dag nieuwe kennis wordt gegenereerd, kan de wetenschap over veel zaken geen uitsluitsel geven. Determinisme of vrije wil? Reductionisme of holisme? Metafysica: werkelijkheid of fantasie? Bewustzijn: binnen of buiten het lichaam? Ik heb ook niet de illusie dat dat uitsluitsel er voor -pak 'm beet- 2100 zal zijn. Conclusie: toch maar zelf iets proberen te bakken van wat er wél bekend is...

Dan het tweede kritiekpunt: de betekenis van het tweelingonderzoek. Het was kort door de bocht om de resultaten van onderzoek naar de invloed van omgevingsfactoren op het gedrag van tweelingen aan te halen als indicatie voor het bestaan van een ziel/geest. Mijn criticus wees er terecht op dat een verschil in omstandigheden/omgeving kan leiden tot verschillende biofysische processen, maar dat dit geen tegenargument vormt voor het reductionisme. Another point taken.

Om eerlijk te zijn was ik in eerste instantie van plan om heel ander onderzoek aan te halen, namelijk dat van de Division of Perceptual Studies van de University of Virginia, School of Medicine. Onder leiding van Jim Tucker voert deze afdeling van de University of Virginia onderzoek uit naar kinderen die zich vorige levens lijken te herinneren, of prenatale en geboorteherinneringen lijken te hebben. Nadat ik het één en ander aan kritieken op Ian Stevenson (de eerste stoelhouder van deze divisie) gelezen had, stapte ik van dat idee af. Toch wilde ik graag toewerken naar een standpunt over het bestaat van een bewustzijn/ziel/geest, met eventuele overlevingskansen buiten het lichaam.

Ik beschouw het bestaan van een bewustzijn/ziel/geest namelijk als voorwaardelijk voor een geloof in een god die méér is dan een theïstische aanname. En al helemaal voor een geloof in de christelijke God. Ik ben met dat beeld opgegroeid. Wat zou het mooi zijn als het bestaan van een dergelijk bewustzijn/ziel/geest was aangetoond met onomstotelijk bewijs. Helaas, dergelijk bewijs is er niet. Veel neurowetenschappers zullen wellicht zelfs stellen dat dit bewijs er ook nooit zal komen, omdat het door mij gezochte bewustzijn/ziel/geest niet bestaat.

Enigszins troostvol is het dan, dat er ook (neuro)wetenschappers zijn voor wie de dit gebrek aan bewijs schijnbaar niet conflicteert met geloof in een metafysische werkelijkheid. Ik noemde al Jim B. Tucker. Christelijke voorbeelden zijn Warren Brown en Donald MacKay. En ook cardioloog Pim van Lommel gelooft naar aanleiding van zijn onderzoek naar bijna-doodervaringen dat er meer is tussen hemel en aarde dan oog en microscoop ons vertellen. Natuurlijk heb ik al één en ander aan kritiek gelezen op bijvoorbeeld Van Lommel. Ik wil vandaag dan ook alleen maar zeggen: ik ben niet per definitie een stompzinnige, onnadenkende idioot als ik weiger te geloven dat mijn bestaan te reduceren is tot (onbewuste) bio-fysische processen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten