You will never see the end of the road while you're traveling with me.
vrijdag 7 december 2012
zondag 30 september 2012
De herziene tien
In onze cultuur blijken kinderen het beste te reageren op een positieve benadering.
In pedagogiekland wint 'positief opvoeden' dan ook aan terrein. Om eerlijk te zijn is God hier in de eerste vijf bijbelboeken bepaald geen ster in. Het woord 'niet' komt alleen al in de tien geboden zeven keer voor voor, en in de boeken Exodus, Leviticus en Deuterenomium lees ik het maar liefst 618 maal.
Tijdens kerkdiensten op gereformeerde leest heb ik de tien woorden al heel wat keren voorbij horen komen. En dus ook het woordje 'niet'. Deze week dacht ik na over de verlammende uitwerking die dit kan hebben. Want zelfs met theologische noties over de bevrijdende aard van de tien grondregels (ja, die zijn er!) in mijn achterhoofd, is een wekelijkse herinnering aan de tien grondregels best een pijnlijk gebeuren. Zowel een individueel als collectief falen is bij voorbaat gegarandeerd. (Natuurlijk wordt in de kerk ook de oplossing gepreekt in de vorm van Jezus als offer voor de zonden van de wereld, maar ook dan mét de kanttekening dat de wet nog altijd geldt als richtlijn voor een goed leven. Je hebt je er aan te houden uit dankbaarheid in plaats van plichtsgevoel.)
Overigens, hoewel voor veel kerkgangers de tien geboden het enige stukje 'wet' zijn dat ze lezen, weet een beetje bijbellezer dat de bijbelse wetten een veel groter stuk van de bijbel beslaan dan alleen Exodus 20:1-21 of Deuteronomium 5. Ben Hobrink bijvoorbeeld heeft het grotere geheel bestudeerd en constateerde dat de voedselwetten, de maatregelen tegen melaatsheid en de manieren om de verspreiding van besmettelijke ziekten tegen te gaan blijken, nog hartstikke actueel zijn! Sterker nog: de bijbel is volgens sommigen de wetenschap ver vooruit. Wauwiedepauwie!
Ondertussen gaat de Thora óók over de onreinheid van vrouwen na een bevalling (waarbij meisjes een groter verontreinigend effect hebben dan jongens), over vervloeking van de baarmoeder van ontrouwe vrouwen en over de betalingsregeling die een verkrachter van een maagd zal treffen met zijn aanstaande schoonvader, enzovoorts. Zelfs christelijke vrouwen die niet veel op hebben met het feminisme, zullen niet terugverlangen naar die vroeger tijden. Als dat geen gigantisch vraagteken achter christen-fundamentalisme is (en dan met name achter de vermeende Bijbelse onfeilbaarheid), dan weet ik het niet meer. Ik voor mijzelf concludeer, dat het toch hoogst verwonderlijk is dat God dit soort vrouwonvriendelijke wetten letterlijk in Mozes' oor fluisterde, om een paar duizend jaar later in Nederland te worden gepredikt als een God die een vrouw van evenveel waarde acht als een man (eh, op reformatorische vrouwen in de politieke arena na dan).
Ik ben uiteraard niet de eerste die hierin een tegenstelling ervaart en er zijn dan ook mooie theologische oplossingen voor bedacht. Volgens Paulus is de wet bedoeld om de mens bewust te maken van onze zonde. Zo zou Gods openbaring zich hebben ontwikkeld door de tijd. Een ander heeft bedacht dat de menselijke wetten van Mozes ondergeschikt zijn aan de goddelijke tien woorden, omdat de eerste categorie wetten niet en de laatste categorie wetten wel rechtstreeks door God aan Mozes werd gegeven. En als we de oude wetten zien in de context van hun tijd, wordt het helemaal aangenaam: voor een nomadisch volk dat een paar duizend jaar voor Christus leefde, waren het héél aardige wetten.
Om eerlijk te zijn, weet ik niet precies wat ik ervan moet denken. Als je vraagtekens begint te stellen bij de bijbelse onfeilbaarheid, hoef je Paulus' theorieën over de betekenis van de wet niet per se meer voor waar aan te nemen. In de geest van Triple P, heb ik in elk geval besloten de tien woorden eens positief te benaderen en ze om te vormen tot regels die vrijheid scheppen om voluit te leven met respect voor mezelf en voor de ander/Ander. Een eerste aanzet:
In pedagogiekland wint 'positief opvoeden' dan ook aan terrein. Om eerlijk te zijn is God hier in de eerste vijf bijbelboeken bepaald geen ster in. Het woord 'niet' komt alleen al in de tien geboden zeven keer voor voor, en in de boeken Exodus, Leviticus en Deuterenomium lees ik het maar liefst 618 maal.
Tijdens kerkdiensten op gereformeerde leest heb ik de tien woorden al heel wat keren voorbij horen komen. En dus ook het woordje 'niet'. Deze week dacht ik na over de verlammende uitwerking die dit kan hebben. Want zelfs met theologische noties over de bevrijdende aard van de tien grondregels (ja, die zijn er!) in mijn achterhoofd, is een wekelijkse herinnering aan de tien grondregels best een pijnlijk gebeuren. Zowel een individueel als collectief falen is bij voorbaat gegarandeerd. (Natuurlijk wordt in de kerk ook de oplossing gepreekt in de vorm van Jezus als offer voor de zonden van de wereld, maar ook dan mét de kanttekening dat de wet nog altijd geldt als richtlijn voor een goed leven. Je hebt je er aan te houden uit dankbaarheid in plaats van plichtsgevoel.)
Overigens, hoewel voor veel kerkgangers de tien geboden het enige stukje 'wet' zijn dat ze lezen, weet een beetje bijbellezer dat de bijbelse wetten een veel groter stuk van de bijbel beslaan dan alleen Exodus 20:1-21 of Deuteronomium 5. Ben Hobrink bijvoorbeeld heeft het grotere geheel bestudeerd en constateerde dat de voedselwetten, de maatregelen tegen melaatsheid en de manieren om de verspreiding van besmettelijke ziekten tegen te gaan blijken, nog hartstikke actueel zijn! Sterker nog: de bijbel is volgens sommigen de wetenschap ver vooruit. Wauwiedepauwie!
Ondertussen gaat de Thora óók over de onreinheid van vrouwen na een bevalling (waarbij meisjes een groter verontreinigend effect hebben dan jongens), over vervloeking van de baarmoeder van ontrouwe vrouwen en over de betalingsregeling die een verkrachter van een maagd zal treffen met zijn aanstaande schoonvader, enzovoorts. Zelfs christelijke vrouwen die niet veel op hebben met het feminisme, zullen niet terugverlangen naar die vroeger tijden. Als dat geen gigantisch vraagteken achter christen-fundamentalisme is (en dan met name achter de vermeende Bijbelse onfeilbaarheid), dan weet ik het niet meer. Ik voor mijzelf concludeer, dat het toch hoogst verwonderlijk is dat God dit soort vrouwonvriendelijke wetten letterlijk in Mozes' oor fluisterde, om een paar duizend jaar later in Nederland te worden gepredikt als een God die een vrouw van evenveel waarde acht als een man (eh, op reformatorische vrouwen in de politieke arena na dan).
Ik ben uiteraard niet de eerste die hierin een tegenstelling ervaart en er zijn dan ook mooie theologische oplossingen voor bedacht. Volgens Paulus is de wet bedoeld om de mens bewust te maken van onze zonde. Zo zou Gods openbaring zich hebben ontwikkeld door de tijd. Een ander heeft bedacht dat de menselijke wetten van Mozes ondergeschikt zijn aan de goddelijke tien woorden, omdat de eerste categorie wetten niet en de laatste categorie wetten wel rechtstreeks door God aan Mozes werd gegeven. En als we de oude wetten zien in de context van hun tijd, wordt het helemaal aangenaam: voor een nomadisch volk dat een paar duizend jaar voor Christus leefde, waren het héél aardige wetten.
Om eerlijk te zijn, weet ik niet precies wat ik ervan moet denken. Als je vraagtekens begint te stellen bij de bijbelse onfeilbaarheid, hoef je Paulus' theorieën over de betekenis van de wet niet per se meer voor waar aan te nemen. In de geest van Triple P, heb ik in elk geval besloten de tien woorden eens positief te benaderen en ze om te vormen tot regels die vrijheid scheppen om voluit te leven met respect voor mezelf en voor de ander/Ander. Een eerste aanzet:
- Mens, zoek verbinding met het heilige.
- Mens, behoud je zicht op het onzichtbare en kijk verder dan wat het oog ziet.
- Mens, je opdracht in dit leven is om na te streven: liefde, vreugde, vrede, trouw, lankmoedigheid, vriendelijkheid, trouw, zachtmoedigheid en zelfbeheersing. Er is geen ander die jouw levenstijd kan gebruiken om deze opdracht te vervullen: draag je verantwoordelijkheid met gevoel voor eigenwaarde.
- Mens, neem je rust. Ont-moet. Gebruik je zintuigen om te ervaren wat je zo vaak mist. Sluit je ogen of open ze juist voor wat je in de week aan je voorbij liet gaan. Geniet van stilte of luister naar wat je tot nu toe niet horen kon. Zet je mond stil of zing, schreeuw, bid, lach en bewonder. En rust.
- Mens, je hebt een verleden, heden en toekomst. Erken je lijn van afstamming en verbind je met je bloedverwanten. Jij bent deel van hen en zij zijn deel van jou. Zij zijn jouw respect waardig, zoals jij hun respect waardig bent.
- Mens, alleen jouw leven komt jou toe. Deel het met anderen en nodig ze uit tot groei en bloei.
- Mens, zet je ten volle in voor je relatie met je man of vrouw. Jouw tegenover is je medemens. Die medemens is het waard om te worden liefgehad, zoals jij het waard bent liefde te ontvangen. Gedraag je constructief: schep en herschep omstandigheden waarin de liefde gedijt. Vergeef jezelf wanneer je scheppingskracht verloren lijkt - nodig de liefde opnieuw uit onder deze voorwaarden.
- Mens,wees gelukkig met wat je hebt. Eigen alleen datgene toe wat je werkelijk toebehoort. Zorg voor het geld of goed van de ander als was het jouw bezit.
- Mens, wees eerlijk en waarachtig. Laat een ander van je opaan kunnen.
- Mens, gun een ander zijn geluk, zijn bezit en zijn relaties. Oefen je in blijdschap en geduld. Gebruik je oren, ogen, hart en handen wanneer je medemens iets tekort komt. Deel van wat jou ten deel viel.
Labels:
Deuteronomium,
Exodus,
Jezus,
Thora,
tien geboden
zondag 23 september 2012
God en zijn superheldcomplex
Nadenkend over God, kwam ik tot de conclusie dat ik eigenlijk altijd vooral in een Opperwezen geloofd heb. Hoewel je als christelijk kind van jongsaf aan verteld wordt, dat God niet is als een mens, leer je desondanks al vroeg om je hem als een soort Superheld voor te stellen.
Ten eerste wordt God in de kerk almachtig genoemd, bijvoorbeeld door de woorden van de apostolische geloofsbelijdenis of een lied. Almacht volgens Wikipedia is onbeperkte macht over alles en iedereen. Met dat woord in relatie tot God kwam ikzelf in de knoei. Want hoe werkt dat, zo'n almachtige God? Betekent 'almachtig' dat hij alles kan? Kan hij voor mijn huis in een oogwenk een flatgebouw met inwoners doen verrijzen? Kan hij de Mount Everest verplaatsen? Kan hij een terminale kankerpatiënt genezen? Kan hij scheppen in zes dagen? Had hij de tsunami van 2004, waarin 200.000 mensen stierven en vele miljoenen emotionele en/of materiële schade opliepen, maar waaraan wij en onze Thaise vakantiebungalow zonder schade aan ontkwamen, kunnen voorkomen? Of kunnen omleiden? Of heeft hij hem aangericht? Kan God een mens laten opstaan uit de dood? Moet ik dit soort dingen geloven over God, om hem God te laten zijn?
Interessant genoeg zullen kinderen in deze tijd wellicht minder snel worstelen met Gods vermeende almacht. In de NBG-Vertaling heette God nog 49 keer de Almachtige, in de Nieuwe Bijbelvertaling komt deze aanduiding nog maar 11 keer voor, waarvan 9 keer in het dubieuze boek Openbaring. Een voorbeeld: waar Abraham in 1951 in de NBG-vertaling nog te horen krijgt: "Ik ben God, de Almachtige", heeft hij in de Nieuwe Bijbelvertaling van 2004 ineens van doen met "God, de Ontzagwekkende" (Genesis 17). Almacht is blijkbaar niet meer wat het geweest is. Het past misschien ook niet meer zo bij hoe wij mensen denken over God. De tegenwoordig meer populaire boodschap over God is die van een nabije, Ik-zal-er-zijn en niet die van de heerser op de troon in het hemelrijk.
Een tweede invloed die leidt tot het beeld van God-als-Superheld zijn de liedjes die je als kind aangeleerd krijgt in een christelijke leefomgeving. Ik kan me bijvoorbeeld herinneren: "Jong en Oud. Wees niet Koud. Zeg het voort. Hij is groter, mooier, sterker en beter." Of: "Mijn God is zo groot, zo sterk en zo machtig, er is niets dat God niet kan doen." Tegenwoordig klinkt op christelijke kindercd-tjes: "God is de beste, de beste voor altijd." Zo verwordt God langzaam maar zeker tot antropomorfe (vermenselijkte) Alleskunner: in elk opzicht de overtreffende trap van de mens die toenadering tot Hem zoekt: sterker, beter, mooier, wijzer, machtiger (nou ja, niet elk opzicht. God is meestal niet handiger, seksueler, geleerder, verliefder, gespierder dan mensen).
Een derde invloed is dat het eigenlijk wel prettig is om in God-als-Superheld te geloven. Dan kan hij immers oplossen en goedmaken, wat wij door niet of onjuist te handelen aan rottigheid veroorzaken. God kan alles met alles en iedereen op elk moment. Wij kunnen 's nachts lekker slapen, zelfs als de wereld in brand staat. God is in control, tot in de puntjes zowel ons individuele als dat van de mensheid en de planeet in zijn geheel.
In de jaren zestig kwam de God-is-dood theologie op. Het was een reactie op een godsbeeld dat niet bleek opgewassen tegen de realiteit van de Tweede Wereldoorlog. Ik ken de uitspraak "God is dood" vooral van Nietzsche. Ik was eigenlijk minder bekend met de context waarin Nietzsche dit zegt. Hij zegt namelijk niet alleen dat God dood is, hij zegt in de eerste plaats dat wij God vermoord hebben.
God is dood? Ik weet het niet. Er is zoveel over God te zeggen en tegelijkertijd kun je eigenlijk het beste je mond houden als je het hebt over God. Maar dat van die almacht, dat geloof ik verder wel. Het is tijd om het heft in eigen handen te nemen en te mijn kleine bijdrage te leveren aan waar God of het hoogste doel in vrijwel elke religie voor staat: nederigheid, liefdadigheid en waarheid(sgetrouwheid) - zoals beschreven door de vermaarde godsdienstwetenschapper Huston Smith in o.a. een interview met Jeffrey Paine in de Huston Smith Reader:
Ten eerste wordt God in de kerk almachtig genoemd, bijvoorbeeld door de woorden van de apostolische geloofsbelijdenis of een lied. Almacht volgens Wikipedia is onbeperkte macht over alles en iedereen. Met dat woord in relatie tot God kwam ikzelf in de knoei. Want hoe werkt dat, zo'n almachtige God? Betekent 'almachtig' dat hij alles kan? Kan hij voor mijn huis in een oogwenk een flatgebouw met inwoners doen verrijzen? Kan hij de Mount Everest verplaatsen? Kan hij een terminale kankerpatiënt genezen? Kan hij scheppen in zes dagen? Had hij de tsunami van 2004, waarin 200.000 mensen stierven en vele miljoenen emotionele en/of materiële schade opliepen, maar waaraan wij en onze Thaise vakantiebungalow zonder schade aan ontkwamen, kunnen voorkomen? Of kunnen omleiden? Of heeft hij hem aangericht? Kan God een mens laten opstaan uit de dood? Moet ik dit soort dingen geloven over God, om hem God te laten zijn?
Interessant genoeg zullen kinderen in deze tijd wellicht minder snel worstelen met Gods vermeende almacht. In de NBG-Vertaling heette God nog 49 keer de Almachtige, in de Nieuwe Bijbelvertaling komt deze aanduiding nog maar 11 keer voor, waarvan 9 keer in het dubieuze boek Openbaring. Een voorbeeld: waar Abraham in 1951 in de NBG-vertaling nog te horen krijgt: "Ik ben God, de Almachtige", heeft hij in de Nieuwe Bijbelvertaling van 2004 ineens van doen met "God, de Ontzagwekkende" (Genesis 17). Almacht is blijkbaar niet meer wat het geweest is. Het past misschien ook niet meer zo bij hoe wij mensen denken over God. De tegenwoordig meer populaire boodschap over God is die van een nabije, Ik-zal-er-zijn en niet die van de heerser op de troon in het hemelrijk.
Een tweede invloed die leidt tot het beeld van God-als-Superheld zijn de liedjes die je als kind aangeleerd krijgt in een christelijke leefomgeving. Ik kan me bijvoorbeeld herinneren: "Jong en Oud. Wees niet Koud. Zeg het voort. Hij is groter, mooier, sterker en beter." Of: "Mijn God is zo groot, zo sterk en zo machtig, er is niets dat God niet kan doen." Tegenwoordig klinkt op christelijke kindercd-tjes: "God is de beste, de beste voor altijd." Zo verwordt God langzaam maar zeker tot antropomorfe (vermenselijkte) Alleskunner: in elk opzicht de overtreffende trap van de mens die toenadering tot Hem zoekt: sterker, beter, mooier, wijzer, machtiger (nou ja, niet elk opzicht. God is meestal niet handiger, seksueler, geleerder, verliefder, gespierder dan mensen).
Een derde invloed is dat het eigenlijk wel prettig is om in God-als-Superheld te geloven. Dan kan hij immers oplossen en goedmaken, wat wij door niet of onjuist te handelen aan rottigheid veroorzaken. God kan alles met alles en iedereen op elk moment. Wij kunnen 's nachts lekker slapen, zelfs als de wereld in brand staat. God is in control, tot in de puntjes zowel ons individuele als dat van de mensheid en de planeet in zijn geheel.
In de jaren zestig kwam de God-is-dood theologie op. Het was een reactie op een godsbeeld dat niet bleek opgewassen tegen de realiteit van de Tweede Wereldoorlog. Ik ken de uitspraak "God is dood" vooral van Nietzsche. Ik was eigenlijk minder bekend met de context waarin Nietzsche dit zegt. Hij zegt namelijk niet alleen dat God dood is, hij zegt in de eerste plaats dat wij God vermoord hebben.
"Wohin ist Gott? rief er, ich will es euch sagen! Wir haben ihn getödtet, – ihr und ich! Wir Alle sind seine Mörder! Aber wie haben wir diess gemacht? Wie vermochten wir das Meer auszutrinken? Wer gab uns den Schwamm, um den ganzen Horizont wegzuwischen? Was thaten wir, als wir diese Erde von ihrer Sonne losketteten? Wohin bewegt sie sich nun? Wohin bewegen wir uns? Fort von allen Sonnen? Stürzen wir nicht fortwährend? Und rückwärts, seitwärts, vorwärts, nach allen Seiten? Giebt es noch ein Oben und ein Unten? Irren wir nicht wie durch ein unendliches Nichts? Haucht uns nicht der leere Raum an? Ist es nicht kälter geworden? Kommt nicht immerfort die Nacht und mehr Nacht? […] Gott ist todt! Gott bleibt todt! Und wir haben ihn getödtet! Wie trösten wir uns, die Mörder aller Mörder?"
God is dood? Ik weet het niet. Er is zoveel over God te zeggen en tegelijkertijd kun je eigenlijk het beste je mond houden als je het hebt over God. Maar dat van die almacht, dat geloof ik verder wel. Het is tijd om het heft in eigen handen te nemen en te mijn kleine bijdrage te leveren aan waar God of het hoogste doel in vrijwel elke religie voor staat: nederigheid, liefdadigheid en waarheid(sgetrouwheid) - zoals beschreven door de vermaarde godsdienstwetenschapper Huston Smith in o.a. een interview met Jeffrey Paine in de Huston Smith Reader:
"As for the kind of person we should become, the virtues point the way. In the west these are commonly identified as humility, charity and veracity. Humility has nothing to do with low self-esteem; it is to recognize oneself as one and fully one but not more than one. Charity is to look upon your neighbor as fully one (with rights and privileges pertaining thereto) just as your are one. Veracity begins with not being deceitful, but it ends in the sublime objectivity that sees things exactly as they are, undistorted by our subjective preferences. These are the virtues of the West.
Asia has the same three virtues, but enters them through the “back door” so to speak, by speaking of three poisons – traits that keep the virtues from flourishing in us. The three are greed (the opposite of humility), hatred (the opposite of charity), and dlusion (the opposite of veracity). To the extent that we expunge these three poisons, the virtues will flood our lives automatically. The convergence of East and West in these areas is remarkable."
***
Tederheid - Dorothee Sölle
Toen ik over de tederheid van God wilde vertellen moest ik de oudste sprookjes
erbij halen
van de nachtegaal die zo zingt dat allen buiten zinnen raakten
niet hier niet hier
Toen ik de tederheid van God wilde meedelen
van de nachtegaal die zo zingt dat allen buiten zinnen raakten
niet hier niet hier
Toen ik de tederheid van God wilde meedelen
heb ik geluisterd heb ik gezwegen heb ik zachter gepraat
niet hier niet
hier
Toen ik de tederheid van God ging uitdelen
Toen ik de tederheid van God ging uitdelen
zag ik het ongeloof op
twee gezichten van een man en een meisje heel langzaam smelten
of je het gelooft
of niet
dat was hier dat was hier
donderdag 20 september 2012
Demasqué van de ziel?
What if you slept, and what if in your sleep you dreamed, and what if in your dream you went to heaven and there plucked a strange and beautiful flower, and what if when you awoke you had the flower in your hand?
Samuel Taylor Coleridge
Nog niet zo lang geleden was Bert Keizer in mijn woonplaats voor een lezing. Helaas kon ik er niet heen, maar ik was wel erg benieuwd naar wat hij te zeggen had over het thema "Waar blijft de ziel?" Die vraag was ook al de titel van zijn essay voor de Maand van de Filosofie in 2012: blijkbaar houdt deze kwestie de postmoderne mens bezig?
Gelukkig hebben we google, en vond ik onder andere een interview dat een tipje van de sluier oplichtte over Keizers visie op de ziel. Hij werd geïnterviewd voor Filosofie Magazine naar aanleiding van zijn boek Onverklaarbaar bewoond. Het wonderlijke domein van de hersenen. Keizer liep en keek voor dit boek een tijdje mee op de afdeling Hersenchirurgie van het VUmc. In het interview naar aanleiding van de publicatie van dit boek, staat: "In zijn slotwoord schrijft Keizer dat hij ‘alleen maar dieper verstrikt geraakt is in de onontkoombaarheid van ons samenvallen met de hersenen’. Dan zou je zeggen dat de ‘ziel’ als concept onbruikbaar is geworden. Maar hij houdt wel degelijk vast aan dat begrip. Keizer: ‘Ik ben geen reductionist, die zegt: “Liefde is eigenlijk slechts een chemische reactie, enkel een kwestie van stofjes.” Het feit dat je een bepaald fenomeen óók terugziet als een chemische reactie, wil niet zeggen dat het enkel daaruit bestaat."
Denk nu maar niet dat je Keizer nu zult kunnen betrappen op enige vorm van "buitenlichamelijkheid" (of: "buitenwetenschappelijkheid"). Want hoewel hij afstand neemt van het materialistisch-reductionistische perspectief ("Gooi je dan een kind op het vuur als je het koud hebt – een kind is toch ook slechts een verzameling moleculen?"), ziet hij net zo min heil in de opvattingen van bijvoorbeeld Pim van Lommel.
Pim van Lommel deed onderzoek naar bijna-doodervaringen en publiceerde hierover in 2001. Na zijn emeritaat schreef hij ter aanvulling de dikke pil Eindeloos Bewustzijn, waarin hij stelt dat het menselijk bewustzijn na de dood buiten het lichaam blijft bestaan. Dit correspondeert prettig met het christelijke idee over de ziel, hoewel de BDE's tegelijkertijd een behoorlijke uitdaging vormen voor de traditioneel christelijke leer. Het zijn namelijk zeker niet alleen christenen die een tunnel van licht zien of diepe liefde ervaren tijdens hun BDE.
Nu zou ik met alleen dat gegeven best kunnen leven, maar daarnaast is er op Van Lommel bovendien nogal wat (mijns inziens vaak terechte) kritiek. Die kritiek leidt ertoe dat ik nu niet 1-2-3 de barricades opdurf met een pleidooi voor een hiernamaals.
Bert Keizer reikt in het genoemde interview een middenweg aan, geïnspireerd door het werk van Alva Noë. Noë zegt dat het menselijke bewustzijn niet te reduceren is tot ons brein (Dick Swaab), maar dat hier meer voor nodig is. Ook onze opvoeding, onze cultuur, ons lichaam, enzovoorts spelen een rol. In een artikel zegt Noë: "The brain is essential for our lives, physiology, health and experience. But the idea that it is the whole story, or even the key to understanding the story, is not a scientific conclusion. It’s a prejudice. Consciousness requires the joint operation of the brain, the body and the world." Een onderzoek van wetenschappers van de Universiteit van Iowa lijkt hem gelijk te geven: patient R tart de huidige opvattingen over de plaats van het zelfbewustzijn in de hersenen. Zo doet Noë recht aan de huidige stand van de medische wetenschap én aan het menselijk gevoel dat er méér een rol speelt in het leven dan alleen onze schedelinhoud.
Drie zaken lijken echter een uitdaging vormen voor zowel het materialistisch-reductionistisch perspectief als het idee van Alva Noë:
De wetenschap vertelt ons volgens mij dan ook net niks over de antwoorden op de Grote Vragen naar wat zich buiten of naast de door haar beschreven mechanismen zou kunnen afspelen. Ockham zelf zou het in ieder geval vast geen goed idee gevonden hebben om het bovennatuurlijke van een werkelijkheid tot een veronderstelling te reduceren. Hij was namelijk monnik...
De regenboog bestaat nog steeds als alle mensen blind worden.
Zou dat niet ook voor de ziel kunnen gelden?
(Een interessante video van onderzoekers naar BDE's vind je hier, waarin Sam Parnia als schrale troost voor zielezoekers met redelijke zekerheid weet te melden: "Death seems to be a very pleasant experience for people")
Ah, what then?
Samuel Taylor Coleridge
Nog niet zo lang geleden was Bert Keizer in mijn woonplaats voor een lezing. Helaas kon ik er niet heen, maar ik was wel erg benieuwd naar wat hij te zeggen had over het thema "Waar blijft de ziel?" Die vraag was ook al de titel van zijn essay voor de Maand van de Filosofie in 2012: blijkbaar houdt deze kwestie de postmoderne mens bezig?
Gelukkig hebben we google, en vond ik onder andere een interview dat een tipje van de sluier oplichtte over Keizers visie op de ziel. Hij werd geïnterviewd voor Filosofie Magazine naar aanleiding van zijn boek Onverklaarbaar bewoond. Het wonderlijke domein van de hersenen. Keizer liep en keek voor dit boek een tijdje mee op de afdeling Hersenchirurgie van het VUmc. In het interview naar aanleiding van de publicatie van dit boek, staat: "In zijn slotwoord schrijft Keizer dat hij ‘alleen maar dieper verstrikt geraakt is in de onontkoombaarheid van ons samenvallen met de hersenen’. Dan zou je zeggen dat de ‘ziel’ als concept onbruikbaar is geworden. Maar hij houdt wel degelijk vast aan dat begrip. Keizer: ‘Ik ben geen reductionist, die zegt: “Liefde is eigenlijk slechts een chemische reactie, enkel een kwestie van stofjes.” Het feit dat je een bepaald fenomeen óók terugziet als een chemische reactie, wil niet zeggen dat het enkel daaruit bestaat."
Denk nu maar niet dat je Keizer nu zult kunnen betrappen op enige vorm van "buitenlichamelijkheid" (of: "buitenwetenschappelijkheid"). Want hoewel hij afstand neemt van het materialistisch-reductionistische perspectief ("Gooi je dan een kind op het vuur als je het koud hebt – een kind is toch ook slechts een verzameling moleculen?"), ziet hij net zo min heil in de opvattingen van bijvoorbeeld Pim van Lommel.
Pim van Lommel deed onderzoek naar bijna-doodervaringen en publiceerde hierover in 2001. Na zijn emeritaat schreef hij ter aanvulling de dikke pil Eindeloos Bewustzijn, waarin hij stelt dat het menselijk bewustzijn na de dood buiten het lichaam blijft bestaan. Dit correspondeert prettig met het christelijke idee over de ziel, hoewel de BDE's tegelijkertijd een behoorlijke uitdaging vormen voor de traditioneel christelijke leer. Het zijn namelijk zeker niet alleen christenen die een tunnel van licht zien of diepe liefde ervaren tijdens hun BDE.
Nu zou ik met alleen dat gegeven best kunnen leven, maar daarnaast is er op Van Lommel bovendien nogal wat (mijns inziens vaak terechte) kritiek. Die kritiek leidt ertoe dat ik nu niet 1-2-3 de barricades opdurf met een pleidooi voor een hiernamaals.
Bert Keizer reikt in het genoemde interview een middenweg aan, geïnspireerd door het werk van Alva Noë. Noë zegt dat het menselijke bewustzijn niet te reduceren is tot ons brein (Dick Swaab), maar dat hier meer voor nodig is. Ook onze opvoeding, onze cultuur, ons lichaam, enzovoorts spelen een rol. In een artikel zegt Noë: "The brain is essential for our lives, physiology, health and experience. But the idea that it is the whole story, or even the key to understanding the story, is not a scientific conclusion. It’s a prejudice. Consciousness requires the joint operation of the brain, the body and the world." Een onderzoek van wetenschappers van de Universiteit van Iowa lijkt hem gelijk te geven: patient R tart de huidige opvattingen over de plaats van het zelfbewustzijn in de hersenen. Zo doet Noë recht aan de huidige stand van de medische wetenschap én aan het menselijk gevoel dat er méér een rol speelt in het leven dan alleen onze schedelinhoud.
Drie zaken lijken echter een uitdaging vormen voor zowel het materialistisch-reductionistisch perspectief als het idee van Alva Noë:
- vericidale perceptie - dat wil zeggen: visuele waarnemingen/hallucinaties tijdens een staat van hersendood, waaronder aan aantal verhalen van mensen die visuele waarneming hadden gehad tijdens een Out of Body Experience, terwijl ze van hun geboorte af blind waren geweest. (Helaas zijn sommige van deze accounts vals of niet meer te traceren, maar andere verhalen lijken de skepsis toch echt te kunnen doorstaan. De hoeveelheid BDE's is sowieso indrukwekkend. Hiernaar is op dit moment het AWARE-onderzoek gaande door onderzoeksleider Sam Parnia, resultaten verwacht in 2012);
- terminale luciditeit - dat wil zeggen: een onverwachte mentale helderheid en terugkeer van geheugen vlak voor iemand sterft, met name bij mensen met zware psychologische of neurlogische aandoeningen als ernstige schizofrenie en Alzheimer. Een aantal cases wordt hier besproken;
- zelfbewustzijn en een hoger IQ dan verwacht op basis van de hersenwetenschappen bij mensen met een zeer ernstige vorm van hydrocefalus (waterhoofd);
De wetenschap vertelt ons volgens mij dan ook net niks over de antwoorden op de Grote Vragen naar wat zich buiten of naast de door haar beschreven mechanismen zou kunnen afspelen. Ockham zelf zou het in ieder geval vast geen goed idee gevonden hebben om het bovennatuurlijke van een werkelijkheid tot een veronderstelling te reduceren. Hij was namelijk monnik...
De regenboog bestaat nog steeds als alle mensen blind worden.
Zou dat niet ook voor de ziel kunnen gelden?
(Een interessante video van onderzoekers naar BDE's vind je hier, waarin Sam Parnia als schrale troost voor zielezoekers met redelijke zekerheid weet te melden: "Death seems to be a very pleasant experience for people")
***
Niets cadeau - Wislawa Szymborska
Niets cadeau gekregen, alles te leen.
Tot over mijn oren in de schulden
zal ik met mezelf
voor mezelf moeten betalen,
mijn leven voor mijn leven geven.
Tot over mijn oren in de schulden
zal ik met mezelf
voor mezelf moeten betalen,
mijn leven voor mijn leven geven.
Het is nu eenmaal zo geregeld
dat het hart terug moet
en de lever terug moet
en elke vinger afzonderlijk.
dat het hart terug moet
en de lever terug moet
en elke vinger afzonderlijk.
Te laat om het contract te verbreken.
De schulden moeten worden geïnd,
het vel over de oren gehaald.
De schulden moeten worden geïnd,
het vel over de oren gehaald.
Op de wereld loop ik rond
in de menigte van andere schuldenaren.
in de menigte van andere schuldenaren.
Sommigen zijn verplicht
hun vleugels af te betalen.
Anderen moeten of ze willen of niet
hun blaadjes afrekenen.
hun vleugels af te betalen.
Anderen moeten of ze willen of niet
hun blaadjes afrekenen.
Aan de debetzijde
staat elk weefsel in ons.
Geen wimpertje, geen steeltje
mogen we voorgoed behouden.
staat elk weefsel in ons.
Geen wimpertje, geen steeltje
mogen we voorgoed behouden.
De lijst is uitputtend
en het ziet ernaar uit
dat we niets zullen overhouden.
en het ziet ernaar uit
dat we niets zullen overhouden.
Ik kan me niet herinneren
waar, wanneer en waarom
ik zo’n rekening heb laten openen.
waar, wanneer en waarom
ik zo’n rekening heb laten openen.
Het protest daartegen
noemen we de ziel.
En dat is het enige
wat niet op de lijst staat.
noemen we de ziel.
En dat is het enige
wat niet op de lijst staat.
Labels:
Alva Noë,
AWARE,
BDE,
Bert Keizer,
Dick Swaab,
hiernamaals,
NDE,
Pim van Lommel,
Sam Parnia,
ziel
woensdag 12 september 2012
Stemadvies
Ik kan me nog goed dat ik voor het eerst mocht stemmen. Ik was helaas net de Tweede Kamer verkiezingen van 1998 misgelopen, maar mocht 2000 dan eindelijk mijn passief stemrecht laten gelden. Dat bij deze verkiezing de dijkgraven werden gekozen, maakte niks uit voor mijn gevoel van opwinding: ik mocht als burger mijn stem laten gelden, dit was democratie! Voor mij hoeft de opkomstplicht dan ook niet te worden heringevoerd: ik beschouw stemmen als een bijzonder voorrecht. Je hoeft maar het één en andere te lezen over landen als Cuba, de voormalige Sovjet-Unie, Afhanistan en Irak om te weten dat je er beter dankbaar voor kunt zijn dat je in ons land in de gelegenheid wordt gesteld om (zij het meestal indirect) mee te beslissen over het overheidsbeleid.
Een paar dagen geleden haalde ik bij de bibliotheek een boekje van Aleid Schilder: Schuldig, maar hulpeloos. Zij beschrijft in dit boekje de relatie tussen psychische problematiek en christendom, en in het bijzonder de relatie tussen depressie en het gereformeerde geloof. Ze benoemt bijvoorbeeld de volgende (psychisch) schadelijke elementen uit de leer van de christelijke kerk:
Nu lijken verkiezingen en christendom op het eerste gezicht misschien weinig met elkaar te maken te hebben. Maar toen ik in vandaag mijn stem uitbracht, werd ik er plotseling bij bepaald hoe belangrijk het voor mij is om een stem te hebben en hem in vrijheid te mogen gebruiken. In het christendom wat mij gepresenteerd is, heeft de mens van het begin af aan zijn stem verkeerd gebruikt. Had ik in zijn plaats gestaan, dan had ik hetzelfde gedaan en dus is ieder individu medeschuldig aan de schoffatie van Gods heiligheid. God heeft dan ook alle reden om vertoornd te zijn en hiervoor een offer te eisen in de vorm van Jezus Christus. En zelfs dan wanneer een mens dit alles accepteert als de enige waarheid in leven en sterven, zal hij 's avonds steeds weer berouwvol op zijn knieeën moeten vallen om schuld te bekennen. Weliswaar vergeven, maar weer een dag niet voldaan aan Gods perfectie. Vrijheid met een zwart randje, zeg ik.
De schrijver van Genesis 3 laat God na de zondeval roepen: "Mens, waar ben je?" In het gereformeerdendom is het antwoord op die vraag voorgeschreven, namelijk: "In de shit". Ik geloof niet langer in antwoorden die bestaan uit hapklare brokken. Dat maakt mensen zo goed als mondood en dat lijkt mij nooit goed. Niet in een staat, niet in een relatie tot een mens en zeker niet in een relatie tot een God. Daarom hierbij: "God, als U er bent, ik wil mijn stem terug! En dan hoop ik dat U nog even wachten kunt op antwoord."
Een paar dagen geleden haalde ik bij de bibliotheek een boekje van Aleid Schilder: Schuldig, maar hulpeloos. Zij beschrijft in dit boekje de relatie tussen psychische problematiek en christendom, en in het bijzonder de relatie tussen depressie en het gereformeerde geloof. Ze benoemt bijvoorbeeld de volgende (psychisch) schadelijke elementen uit de leer van de christelijke kerk:
- de mens is nietig en slecht, een 'ellendige zondaar': hij moet echter proberen vlekkeloos te zijn en perfect;
- 'een klein getal' wordt uitverkoren en het ligt aan God wie dit zijn. Toch is de mens er voor verantwoordelijk als hij hier niet bij hoort. Er niet bij horen betekent: eeuwige verdoemenis;
- subjectieve ervaring en emotionele beleving doen niet ter zake en staan geloof zelfs in de weg. Geloven is een zaak van blinde gehoorzaamheid;
- de goede dingen die de mens bereikt worden hem in genade geschonken. Een gevoel van trots hierover vormt een bevestiging van zijn zonde. Voor tekortkomingen en mislukkingen draagt de mens wel verantwoordelijkheid;
- God eist vervulling van een niet te vervulling wet.
- er is één ware kerk die contact met de buitenwereld moet afhouden om besmetting tegen te gaan.
Nu lijken verkiezingen en christendom op het eerste gezicht misschien weinig met elkaar te maken te hebben. Maar toen ik in vandaag mijn stem uitbracht, werd ik er plotseling bij bepaald hoe belangrijk het voor mij is om een stem te hebben en hem in vrijheid te mogen gebruiken. In het christendom wat mij gepresenteerd is, heeft de mens van het begin af aan zijn stem verkeerd gebruikt. Had ik in zijn plaats gestaan, dan had ik hetzelfde gedaan en dus is ieder individu medeschuldig aan de schoffatie van Gods heiligheid. God heeft dan ook alle reden om vertoornd te zijn en hiervoor een offer te eisen in de vorm van Jezus Christus. En zelfs dan wanneer een mens dit alles accepteert als de enige waarheid in leven en sterven, zal hij 's avonds steeds weer berouwvol op zijn knieeën moeten vallen om schuld te bekennen. Weliswaar vergeven, maar weer een dag niet voldaan aan Gods perfectie. Vrijheid met een zwart randje, zeg ik.
De schrijver van Genesis 3 laat God na de zondeval roepen: "Mens, waar ben je?" In het gereformeerdendom is het antwoord op die vraag voorgeschreven, namelijk: "In de shit". Ik geloof niet langer in antwoorden die bestaan uit hapklare brokken. Dat maakt mensen zo goed als mondood en dat lijkt mij nooit goed. Niet in een staat, niet in een relatie tot een mens en zeker niet in een relatie tot een God. Daarom hierbij: "God, als U er bent, ik wil mijn stem terug! En dan hoop ik dat U nog even wachten kunt op antwoord."
woensdag 5 september 2012
Jesus Camp
A few weeks ago I watched the Jesus Camp documentary by Rachel Grady and Heidi Ewing. Afterwards I was both shocked and scared.
I was shocked by the way these children were trained, indoctrinated to be judgemental about homosexuals, women who undergo abortion, nonbelievers, modern scientific theories, but also about their sinful selves by the adults they encounter in their homes, in their church and at their camp. Is this healthy? Is this Christian?
I was scared so see how these kids were brainwashed towards changing culture and taking over politics in the United States, all based on a collection of 66 book of which much more can be said than it to be the literal, perfect, infallible Word of God and of which completely different messages can be drawn than just the simplified one they were hearing. (A quick and small example: why are orthodox christian so concerned about a text about presumed homosexuality like Leviticus 18:22, but never speak about the uncleanliness of women during their period or after childbirth in the chapter before that? Or is the message from the Bible contextual after all?)
To be honest, I worry about what fundamentalism in any form could do to human rights. In The Netherlands, the occurence of violence against gays is increasing, especially in Amsterdam, presumably under the influence of islamic fundamentalism. But it's not just happening here: in the US as well, hate crime rates are reported to be going up. Could this have anything to do with the growth of evangelical christianity as portrayed in Jesus Camp? Brian Flemming made a video about his disappointment with this form of Christianity and although I don't agree with everything he says and much can be said additionally, I understand his anger, his disappointment and his desire to finish off religion alltogether. Thinking back of all the impossibilities my grandmothers and greatgrandmothers faced, just because they were locked into a fundamentalist system that preached women were to be submissive, should not teach, should not work, should not vote, should not... I don't want to go back to that!
But shock and scare were not the only things I experienced while watching Jesus Camp. My thoughts immediately went back to the bible camp that I visited when I was young. I most certainly would not want to say it was as extreme as Jesus Camp or that my camp leaders were anything like Becky Fischer, but we as children were definitely encouraged to 'give our lives to Christ' - without really knowing what that meant, of course. We were taught songs like 'To know Christ and then to make Him known' and bible verses 'For you have been bought with a price: therefore glorify God in your body' (1 Corinthians 6:20) - without understanding what this was all about.
I guess I don't disagree with teaching children spirituality, wonder or awe. But is it absolutely necessary to make 5 to 10 year olds repent over their sins and cry their hearts out in the process? Only to fry their brains with threats about eternal damnation, satans, demons that can only be conquered by Jesus Christ? Is fear the actual motivation to seek God then? I most certainly prefer the outlook of Ecclesiastes - it appeals not to fear, but is a fine, wise expression of human reality.
I am personally struggling with redefining the dogmas of my camp leaders and other christians I've met along the way, in such a way that I might be able to "know Christ and then to make him known" in a new and more rewarding sense. It's a goal I may never achieve, simply because I am the type of person that has a hard time taking definite (eternal) stands on almost any topic.
However, I have concluded that there is a starting point. My first task is to figure out a way to think about God, without creating a God of the gaps or some kind of supernatural Santaclaus. After that, I will probably need to rethink Jesus, who is at the least a remarkable person who even had meaning to people like nonviolent, pacifist Mahatma Gandhi. One outcome of the process is quite clear: I will not be be identified with Jesus Camp.
I was shocked by the way these children were trained, indoctrinated to be judgemental about homosexuals, women who undergo abortion, nonbelievers, modern scientific theories, but also about their sinful selves by the adults they encounter in their homes, in their church and at their camp. Is this healthy? Is this Christian?
I was scared so see how these kids were brainwashed towards changing culture and taking over politics in the United States, all based on a collection of 66 book of which much more can be said than it to be the literal, perfect, infallible Word of God and of which completely different messages can be drawn than just the simplified one they were hearing. (A quick and small example: why are orthodox christian so concerned about a text about presumed homosexuality like Leviticus 18:22, but never speak about the uncleanliness of women during their period or after childbirth in the chapter before that? Or is the message from the Bible contextual after all?)
To be honest, I worry about what fundamentalism in any form could do to human rights. In The Netherlands, the occurence of violence against gays is increasing, especially in Amsterdam, presumably under the influence of islamic fundamentalism. But it's not just happening here: in the US as well, hate crime rates are reported to be going up. Could this have anything to do with the growth of evangelical christianity as portrayed in Jesus Camp? Brian Flemming made a video about his disappointment with this form of Christianity and although I don't agree with everything he says and much can be said additionally, I understand his anger, his disappointment and his desire to finish off religion alltogether. Thinking back of all the impossibilities my grandmothers and greatgrandmothers faced, just because they were locked into a fundamentalist system that preached women were to be submissive, should not teach, should not work, should not vote, should not... I don't want to go back to that!
But shock and scare were not the only things I experienced while watching Jesus Camp. My thoughts immediately went back to the bible camp that I visited when I was young. I most certainly would not want to say it was as extreme as Jesus Camp or that my camp leaders were anything like Becky Fischer, but we as children were definitely encouraged to 'give our lives to Christ' - without really knowing what that meant, of course. We were taught songs like 'To know Christ and then to make Him known' and bible verses 'For you have been bought with a price: therefore glorify God in your body' (1 Corinthians 6:20) - without understanding what this was all about.
I guess I don't disagree with teaching children spirituality, wonder or awe. But is it absolutely necessary to make 5 to 10 year olds repent over their sins and cry their hearts out in the process? Only to fry their brains with threats about eternal damnation, satans, demons that can only be conquered by Jesus Christ? Is fear the actual motivation to seek God then? I most certainly prefer the outlook of Ecclesiastes - it appeals not to fear, but is a fine, wise expression of human reality.
I am personally struggling with redefining the dogmas of my camp leaders and other christians I've met along the way, in such a way that I might be able to "know Christ and then to make him known" in a new and more rewarding sense. It's a goal I may never achieve, simply because I am the type of person that has a hard time taking definite (eternal) stands on almost any topic.
However, I have concluded that there is a starting point. My first task is to figure out a way to think about God, without creating a God of the gaps or some kind of supernatural Santaclaus. After that, I will probably need to rethink Jesus, who is at the least a remarkable person who even had meaning to people like nonviolent, pacifist Mahatma Gandhi. One outcome of the process is quite clear: I will not be be identified with Jesus Camp.
maandag 27 augustus 2012
Twijfel
Wie niet twijfelt, leert niets - Dirck Volkertzoon Coornheert
De bijbel vertelt het verhaal van Jezus' leerling Thomas, die niet kon geloven dat zijn doodgemartelde en begraven leraar Jezus door zijn vrienden weer-levend gezien was. Jezus verscheen gelukkig nóg eens aan zijn vrienden, inclusief Thomas, en zo overtuigde hij Thomas ervan dat hij echt was opgestaan. In christelijke kringen wordt Thomas dan ook graag als voorbeeld gesteld voor iedereen die niet begrijpt of niet kan geloven hoe de opstandingsvork in de bijbelse steel zit: "Broeder of zuster, ook twijfelaar Thomas ging geloven dat Jezus leefde na gestorven te zijn!" De onderliggende boodschap: "Goed voorbeeld, doet goed volgen - dus wees als Thomas en maal er niet om dat we met z'n allen de bizarre, buitengewone, irrationele claim maken, dat een dood, materieel lichaam volledig verdwijnt uit een graf om vervolgens in andere vorm dichte deuren te trotseren en te verschijnen aan zijn nabestaanden (en vis te eten en te koken).
Zo'n oproep om twijfels aan de wilgen te hangen, roept bij mij in de eerste plaats allerlei gedachten op over het hoe en wat van de opstanding uit de dood van Jezus, de betrouwbaarheid van de bijbelse verslaglegging over Jezus en zijn wonderen, enzovoorts. Voor een deel ligt mijn moeite om het verhaal rondom Jezus te geloven in de uniciteit ervan: het gebeurde maar één keer. Het is niet, zoals een degelijk wetenschappelijk experiment, te herhalen. De gebeurtenis onttrekt zich daarmee aan de manier waarop ik mijn leven leef: beperkt door de fysieke werkelijkheid.
Maar daarnaast vind ik het ook razend lastig dat de verhalen over Jezus' dood en opstanding op verschillende manier worden verteld. De ene evangelist zegt dit, de andere dat. Voor sommigen is dat een reden om de evangeliën betrouwbaar te verklaren. Voor anderen, zoals ik, is het een raadsel dat van zo'n indrukwekkende gebeurtenis de overlevering niet unaniem zijn. Ik weet zelfs nog waar en met wie ik was toen ik de eerste beelden zag van 9/11. De aanslagen op 9/11 waren een ongelooflijke gebeurtenis, maar nog altijd minder mindblowing dan de volledige verdwijning van het lijk van een dierbare vriend, die vlak daarna ineens weer levend te verschijnt! Dat er dan toch vier behoorlijk verschillende verhalen ontstaan, roept bij mij (en anderen) wel wat vragen op. De mensen van het eerste uur wisten toch zeker wel wie er als eerste bij het graf was gekomen? En waarom? En of er nu wel of geen engelen buiten of in dat graf zaten? En wat ze zeiden?
In de tweede plaats doe het me nadenken over de mate waarin een zintuigelijke waarneming van God mij zou kunnen overtuigen van het bestaan van die God.
Mijn voorwaarden voor een dergelijke waarneming zijn behoorlijk. Er zou een paranormale verschijning moeten plaatsvinden, die ik en anderen met hun zintuigen kunnen waarnemen, waarvan een zintuigelijk spoor achterblijft in de fysieke werkelijkheid en die iets omvat waarvan alleen ik kan weten. Denk een lichtende engel, die verschijnt voor mijn raam en twee gouden platen naar binnen werpt waardoor het raam breekt, terwijl op die gouden platen iets staat geschreven dat niemand kan weten en dit alles in het bijzijn van anderen, liefst atheïsten.
Zou zo'n fysiek ingrijpen mij inderdaad uitsluitsel bieden over mijn vraag naar hoe god zich verhoudt tot de zintuigelijke werkelijkheid? Ik zou in ieder geval met redelijke zekerheid durven veronderstellen dat het theïsme meer is dan een theoretisch standpunt. Maar tot nu toe heb geen engel voor mijn raam zien verschijnen en ik verwacht ook niet dat dit gebeurt. Dat betekent niet dat ik het ingrijpen van God in de zintuigelijke werkelijkheid bij voorbaat uitsluit - ik heb er alleen zelf geen ervaring mee. Eerlijk gezegd: zelfs het wonder van Jezus' opstanding voldoet niet aan mijn criteria, want Hij is uiteindelijk opgestegen uit ons aards bestaan richting hemel, zonder tastbare bewijzen achter te laten (dat wil zeggen: volgens Lucas, en veel beknopter beschreven ook in het vermoedelijk later toegevoegde slot van Marcus, maar niet Johannes of Mattheüs - of steeg hij misschien toch niet op?). Het is niet controleerbaar anders dan (één van) evangeliën op hun woord te geloven. Paulus kon het er in ieder geval mee doen, zo blijkt uit zijn eerste brief aan de Korinthiërs.
En zo kom ik uit bij de kernvraag van dit blog: wat sta ik mijzelf toe om te geloven, op basis van mijn eigen zintuigelijke indrukken, eventuele bovenzintuiglijke ervaringen, denken én de verhalen (narratieven) van anderen over deze dingen? Voor ik begon met bloggen was me al duidelijk dat er niet zoiets bestaat als één antwoord op die vraag, maar dat ik mezelf steeds weer zal moeten herinneren aan wat ik beschouw als het voor mij meest passende antwoord. Jezus heeft 2000 jaar geleden iets in beweging gezet, maar of het op één of andere manier nog te achterhalen valt wie hij was en wat dit betekent...?
De bijbel vertelt het verhaal van Jezus' leerling Thomas, die niet kon geloven dat zijn doodgemartelde en begraven leraar Jezus door zijn vrienden weer-levend gezien was. Jezus verscheen gelukkig nóg eens aan zijn vrienden, inclusief Thomas, en zo overtuigde hij Thomas ervan dat hij echt was opgestaan. In christelijke kringen wordt Thomas dan ook graag als voorbeeld gesteld voor iedereen die niet begrijpt of niet kan geloven hoe de opstandingsvork in de bijbelse steel zit: "Broeder of zuster, ook twijfelaar Thomas ging geloven dat Jezus leefde na gestorven te zijn!" De onderliggende boodschap: "Goed voorbeeld, doet goed volgen - dus wees als Thomas en maal er niet om dat we met z'n allen de bizarre, buitengewone, irrationele claim maken, dat een dood, materieel lichaam volledig verdwijnt uit een graf om vervolgens in andere vorm dichte deuren te trotseren en te verschijnen aan zijn nabestaanden (en vis te eten en te koken).
Zo'n oproep om twijfels aan de wilgen te hangen, roept bij mij in de eerste plaats allerlei gedachten op over het hoe en wat van de opstanding uit de dood van Jezus, de betrouwbaarheid van de bijbelse verslaglegging over Jezus en zijn wonderen, enzovoorts. Voor een deel ligt mijn moeite om het verhaal rondom Jezus te geloven in de uniciteit ervan: het gebeurde maar één keer. Het is niet, zoals een degelijk wetenschappelijk experiment, te herhalen. De gebeurtenis onttrekt zich daarmee aan de manier waarop ik mijn leven leef: beperkt door de fysieke werkelijkheid.
Maar daarnaast vind ik het ook razend lastig dat de verhalen over Jezus' dood en opstanding op verschillende manier worden verteld. De ene evangelist zegt dit, de andere dat. Voor sommigen is dat een reden om de evangeliën betrouwbaar te verklaren. Voor anderen, zoals ik, is het een raadsel dat van zo'n indrukwekkende gebeurtenis de overlevering niet unaniem zijn. Ik weet zelfs nog waar en met wie ik was toen ik de eerste beelden zag van 9/11. De aanslagen op 9/11 waren een ongelooflijke gebeurtenis, maar nog altijd minder mindblowing dan de volledige verdwijning van het lijk van een dierbare vriend, die vlak daarna ineens weer levend te verschijnt! Dat er dan toch vier behoorlijk verschillende verhalen ontstaan, roept bij mij (en anderen) wel wat vragen op. De mensen van het eerste uur wisten toch zeker wel wie er als eerste bij het graf was gekomen? En waarom? En of er nu wel of geen engelen buiten of in dat graf zaten? En wat ze zeiden?
In de tweede plaats doe het me nadenken over de mate waarin een zintuigelijke waarneming van God mij zou kunnen overtuigen van het bestaan van die God.
Mijn voorwaarden voor een dergelijke waarneming zijn behoorlijk. Er zou een paranormale verschijning moeten plaatsvinden, die ik en anderen met hun zintuigen kunnen waarnemen, waarvan een zintuigelijk spoor achterblijft in de fysieke werkelijkheid en die iets omvat waarvan alleen ik kan weten. Denk een lichtende engel, die verschijnt voor mijn raam en twee gouden platen naar binnen werpt waardoor het raam breekt, terwijl op die gouden platen iets staat geschreven dat niemand kan weten en dit alles in het bijzijn van anderen, liefst atheïsten.
Zou zo'n fysiek ingrijpen mij inderdaad uitsluitsel bieden over mijn vraag naar hoe god zich verhoudt tot de zintuigelijke werkelijkheid? Ik zou in ieder geval met redelijke zekerheid durven veronderstellen dat het theïsme meer is dan een theoretisch standpunt. Maar tot nu toe heb geen engel voor mijn raam zien verschijnen en ik verwacht ook niet dat dit gebeurt. Dat betekent niet dat ik het ingrijpen van God in de zintuigelijke werkelijkheid bij voorbaat uitsluit - ik heb er alleen zelf geen ervaring mee. Eerlijk gezegd: zelfs het wonder van Jezus' opstanding voldoet niet aan mijn criteria, want Hij is uiteindelijk opgestegen uit ons aards bestaan richting hemel, zonder tastbare bewijzen achter te laten (dat wil zeggen: volgens Lucas, en veel beknopter beschreven ook in het vermoedelijk later toegevoegde slot van Marcus, maar niet Johannes of Mattheüs - of steeg hij misschien toch niet op?). Het is niet controleerbaar anders dan (één van) evangeliën op hun woord te geloven. Paulus kon het er in ieder geval mee doen, zo blijkt uit zijn eerste brief aan de Korinthiërs.
En zo kom ik uit bij de kernvraag van dit blog: wat sta ik mijzelf toe om te geloven, op basis van mijn eigen zintuigelijke indrukken, eventuele bovenzintuiglijke ervaringen, denken én de verhalen (narratieven) van anderen over deze dingen? Voor ik begon met bloggen was me al duidelijk dat er niet zoiets bestaat als één antwoord op die vraag, maar dat ik mezelf steeds weer zal moeten herinneren aan wat ik beschouw als het voor mij meest passende antwoord. Jezus heeft 2000 jaar geleden iets in beweging gezet, maar of het op één of andere manier nog te achterhalen valt wie hij was en wat dit betekent...?
zaterdag 28 juli 2012
Diagnosepunt
Tussen de Linda's, VT Wonens en de Ariadne in de wachtkamer stond ook 'Voor Jou! (jouw nieuwe glossy)', uitgegeven door Stichting Johan Maasbach Wereldzending. Misschien was er toestemming gevraagd voor het plekje in het tijdschriftenrek, maar wat mij betreft was en is de aanwezigheid van dit blaadje totaal misplaatst. Om mensen in een wachtkamer in een ziekenhuis lastig te vallen met het wonderbaarlijke genezingsverhaal van Betty Baxter, alsof dit in christelijke kringen een alledaags verschijnsel is... Mijn nekharen gingen ervan rechtovereind staan. Het is niet eens dat ik twijfel aan het vurige getuigenis van Betty of dat van haar broer, die erbij was toen ze genas. Natuurlijk, je kunt je vraagtekens erbij plaatsen. Maar laat ik eens uitgaan van het goede in de mens: ze sprak de waarheid.
Het is de suggestie dat dergelijke genezingen samenhangen met de overige inhoud van het magazine ('Spreekt God echt tot ons?', 'Pasen, Hemelvaart & Pinksteren', 'Een ander leven', '3 stappen tot een gelukkig leven', 'Welkom in Blessing Churches', enzovoorts) waar ik mij aan stoor. (Met uitzondering van het recept voor romige aspergesoep uiteraard - of misschien heb ik hier een belangrijke medisch revolutionaire ontdekking of geestelijke hint over het hoofd gezien.)
Ten eerste zet de glossy mensen op het verkeerde been, alsof geloven in God in de eerste plaats gaat over fysieke genezing. Baxters relaas staat op pagina 1 en 2 - Maasbach en zijn team zullen het niet voor niets die prominente plek gegeven hebben binnen hun collectie kerk-advertorials. Wel jammer dat het verhaal uit 1941 stamt en zich afspeelt in de VS. Voor de zieke Nederlandse lezer lijkt het mij weinig hoopgevend, een zeventig jaar oud verhaal uit een andere werelddeel...
Maar boven alles vind ik de prominente plek voor het genezingsverhaal getuigen van weinig realiteitszin. De levens van de gewone man en vrouw blijven na diagnose meestal getekend door ziekte. Natuurlijk, er komen bijzondere verschijnselen en genezingen voor die buiten-gewoon lijken te zijn. In Nederland organiseert Jan Zijlstra's kerk De Levensstroom genezingsdiensten (of toch niet?), binnen de islam zijn het de sufi's die claimen een beroep te kunnen doen op de genezende kracht van Allah, Deepak Chopra heeft er ook wat over te melden, aartsengel Rafaël klust wat bij, en ook sjamanen schijnen wat voor een zieke te kunnen doen. En dan zou ik bijna de wonderen door onze eigen vertrouwde conventionele geneeskunde vergeten (maar dan bij voorkeur wel aan gemiddelde mensen met een exclusief materialistisch-mechanisch mensbeeld.) Het feit dat mensen een geringe hoeveelheid wonderen en genezingen laten circuleren op internet, is wat mij betreft een aanwijzing dat wonderen en genezingen eerder uitzondering dan regel zijn. Mensen uit de door Maasbach gehanteerde Bijbel kunnen hier trouwens over meespreken, ik denk aan Timotheüs met zijn zwakke maag en andere kwaaltjes.
Daarbij komt, dat de meeste genezingen die plaatsvinden weliswaar erg wonderlijk zijn, maar meestal niet het aangroeien van geamputeerde of ontbrekende ledematen/organen betreft, of het verdwijnen van het syndroom van Down, autisme, homoseksualiteit, schisis, spasmen, botbreuken, blindheid, ziekte van Alzheimer, obesitas, diabetes. Blijkbaar maakt de hogere macht onderscheid in wat hij/zij geneest en wat niet?
Uiteindelijk leiden trouwens ook de meest bizarre uitzonderingen op de loop van de natuur toch nog tot die ene gebeurtenis waar niemand van ons aan lijkt te kunnen ontsnappen: de dood. Ook Betty Baxter ontkwam er niet aan. Sterker nog, zelfs Jezus ontkwam er niet aan. Een beetje mens gaat dood.
En daarom: houd er mee op, meneer Maasbach en consorten, met mensen valse hoop te geven en ze in de eerste plaats te wijzen op een God die fysiek geneest en pas daarna op andere aspecten van geloven. Want de meeste mensen -gelovig of niet- hebben in geval van ziekte toch echt het meeste baat bij acceptatie en behandeling van een gestelde diagnose. Punt.
Het is de suggestie dat dergelijke genezingen samenhangen met de overige inhoud van het magazine ('Spreekt God echt tot ons?', 'Pasen, Hemelvaart & Pinksteren', 'Een ander leven', '3 stappen tot een gelukkig leven', 'Welkom in Blessing Churches', enzovoorts) waar ik mij aan stoor. (Met uitzondering van het recept voor romige aspergesoep uiteraard - of misschien heb ik hier een belangrijke medisch revolutionaire ontdekking of geestelijke hint over het hoofd gezien.)
Ten eerste zet de glossy mensen op het verkeerde been, alsof geloven in God in de eerste plaats gaat over fysieke genezing. Baxters relaas staat op pagina 1 en 2 - Maasbach en zijn team zullen het niet voor niets die prominente plek gegeven hebben binnen hun collectie kerk-advertorials. Wel jammer dat het verhaal uit 1941 stamt en zich afspeelt in de VS. Voor de zieke Nederlandse lezer lijkt het mij weinig hoopgevend, een zeventig jaar oud verhaal uit een andere werelddeel...
Maar boven alles vind ik de prominente plek voor het genezingsverhaal getuigen van weinig realiteitszin. De levens van de gewone man en vrouw blijven na diagnose meestal getekend door ziekte. Natuurlijk, er komen bijzondere verschijnselen en genezingen voor die buiten-gewoon lijken te zijn. In Nederland organiseert Jan Zijlstra's kerk De Levensstroom genezingsdiensten (of toch niet?), binnen de islam zijn het de sufi's die claimen een beroep te kunnen doen op de genezende kracht van Allah, Deepak Chopra heeft er ook wat over te melden, aartsengel Rafaël klust wat bij, en ook sjamanen schijnen wat voor een zieke te kunnen doen. En dan zou ik bijna de wonderen door onze eigen vertrouwde conventionele geneeskunde vergeten (maar dan bij voorkeur wel aan gemiddelde mensen met een exclusief materialistisch-mechanisch mensbeeld.) Het feit dat mensen een geringe hoeveelheid wonderen en genezingen laten circuleren op internet, is wat mij betreft een aanwijzing dat wonderen en genezingen eerder uitzondering dan regel zijn. Mensen uit de door Maasbach gehanteerde Bijbel kunnen hier trouwens over meespreken, ik denk aan Timotheüs met zijn zwakke maag en andere kwaaltjes.
Daarbij komt, dat de meeste genezingen die plaatsvinden weliswaar erg wonderlijk zijn, maar meestal niet het aangroeien van geamputeerde of ontbrekende ledematen/organen betreft, of het verdwijnen van het syndroom van Down, autisme, homoseksualiteit, schisis, spasmen, botbreuken, blindheid, ziekte van Alzheimer, obesitas, diabetes. Blijkbaar maakt de hogere macht onderscheid in wat hij/zij geneest en wat niet?
Uiteindelijk leiden trouwens ook de meest bizarre uitzonderingen op de loop van de natuur toch nog tot die ene gebeurtenis waar niemand van ons aan lijkt te kunnen ontsnappen: de dood. Ook Betty Baxter ontkwam er niet aan. Sterker nog, zelfs Jezus ontkwam er niet aan. Een beetje mens gaat dood.
En daarom: houd er mee op, meneer Maasbach en consorten, met mensen valse hoop te geven en ze in de eerste plaats te wijzen op een God die fysiek geneest en pas daarna op andere aspecten van geloven. Want de meeste mensen -gelovig of niet- hebben in geval van ziekte toch echt het meeste baat bij acceptatie en behandeling van een gestelde diagnose. Punt.
woensdag 25 juli 2012
Het leven is als een bos haar
Terwijl ik naar de uitgang van het ziekenhuis liep, liep ik langs een poster met een pijltje erop: "Kijk dáár, ons stiltecentrum!" Ik besloot een kijkje te nemen en de stilte te zoeken, onderin dat grote ziekenhuis.
Het citaat dat me het meeste deed, was een simpele onliner: Het leven is als een bos haar. Altijd in de war. Ziekte en dood brengen mensen niet zonder meer rust en vrede. Het bepaalt ze blijkbaar soms bij niet meer dan de naakte waarheid: de wetenschap kan ons het hoe leren kennen, maar het waarom blijft een mysterie, altijd in de war.
Verder bladerend kwam ik uit bij een gedicht dat -aan het handschrift te zijn- werd opgeschreven door een oudere dame. Of ze het schreef voor God, zichzelf of voor een ander weet ik niet. Maar het greep me wel aan, dat iemand de moeite nam het op papier te zetten, misschien wel vanuit haar herinnering. Hoewel ik het zelf niet over mijn lippen kan krijgen (dankzij Dick Swaab c.s. zit er nog teveel wetenschap in het antwoord op mijn waaromvraag), deze mevrouw maakte met deze woorden van Ad den Besten weer het besef in me wakker dat ik wilde dat ik het kon. En dat het misschien helemaal niet zo heel veel anders zegt dan: Het leven is als een bos haar. Altijd in de war.
Het was geen bijzonder mooie ruimte, zoals ik mij de meditatieruimte in ecovillage Findhorn voorstel (niet geweest), of zoals de samenkomstruimte van de broeders van Taizé dat is (wel geweest). In dit stiltecentrum stond een lelijke bank, een aantal LED-waxinelichtjes, een tafel met twee stoelen en een kast. Een lichtkoepeltje liet wat daglicht toe. De kamer zelf deed me dan ook niets. Het besef dat in deze zelfde ruimte mensen die geweest waren, die vochten voor hun leven of bang waren dat van een ander te verliezen, wél.
Er lagen her en der wat boeken: het Nieuwe Testament en de Psalmen, Sleutels tot het hart van Erich Kaniok, De kostbare mens van Bert Boelaars, een christelijke gedichtenbundel... Ik heb ze door zitten bladeren en werd er bij vergelijking weer eens bij bepaald dat de Bijbel beslist geen gemakkelijk leesboek is. Je moet van tevoren weten waar je moet zoeken wat je nodig hebt, anders beland je in een discussie over wel of niet besnijden, in plaats van bij een troostrijke psalm. Een betere reden om het boek te bestuderen in plaats van te gebruiken als het Boek met alle Antwoorden van Carol Bolt is er eigenlijk niet. (Je zult maar Bijbeltje Prik spelen en achtereenvolgens Mattheüs 27:5, Lucas 10:37 en Johannes 13:27 te lezen krijgen...). En zelfs dan is de Tao van Doornroosje bij tijd en wijle beter te begrijpen dan dat veelbestudeerde boek.
En dan was er in het stiltecentrum nog een gastenboek. Het lag opengeslagen op tafel. Ik twijfelde of ik het door zou mogen bladeren (Is dat niet morbide? Wat moet ik er eigenlijk mee?). Maar ik merkte op dat op de opengeslagen pagina door mensen aan andere mensen was geschreven. Al snel was ik, onttrokken aan de buitenwereld, gegrepen door de verhalen van patiënten van het ziekenhuis. Gedichten van een aidspatiënt. Hartekreten van kinderen voor hun ernstig zieke klasgenoot. Het warrige relaas van iemand op de psychiatrische afdeling. Een vrouw op leeftijd die vrede heeft met haar levenseinde. Een bonte stoet van mensen die zich uitdrukten in gebeden, gedichten, wijsheden en dankwoorden.
Het citaat dat me het meeste deed, was een simpele onliner: Het leven is als een bos haar. Altijd in de war. Ziekte en dood brengen mensen niet zonder meer rust en vrede. Het bepaalt ze blijkbaar soms bij niet meer dan de naakte waarheid: de wetenschap kan ons het hoe leren kennen, maar het waarom blijft een mysterie, altijd in de war.
Verder bladerend kwam ik uit bij een gedicht dat -aan het handschrift te zijn- werd opgeschreven door een oudere dame. Of ze het schreef voor God, zichzelf of voor een ander weet ik niet. Maar het greep me wel aan, dat iemand de moeite nam het op papier te zetten, misschien wel vanuit haar herinnering. Hoewel ik het zelf niet over mijn lippen kan krijgen (dankzij Dick Swaab c.s. zit er nog teveel wetenschap in het antwoord op mijn waaromvraag), deze mevrouw maakte met deze woorden van Ad den Besten weer het besef in me wakker dat ik wilde dat ik het kon. En dat het misschien helemaal niet zo heel veel anders zegt dan: Het leven is als een bos haar. Altijd in de war.
Gij hebt, o God, dit broze
bestaan gewild
Hebt boven ’t nameloze
mij uitgetild
Laat mij dan dankbaar leven
de volle tijd,
geborgen in de
bevende zekerheid,
Dat ik niet uit dit smal en
onvast bestand van mijn bestaan
zal vallen dan in uw hand
donderdag 12 juli 2012
Min de stilte - Guido Gezelle
Min de stilte in uw wezen;
Min de stilte die bezielt;
Zij die alle stilte vrezen;
Hebben nooit een hart gelezen;
Hebben nooit geknield.
woensdag 11 juli 2012
maandag 9 juli 2012
Een joodse man
Het was 1997. Ik was 16. Het stof waaide hoog op in die dagen. Dagblad Trouw publiceerde erover. De kerkenraden van o.a. Haarlem-Centrum en Urk maakten bezwaar. 92 predikanten uit de (toen nog) gereformeerde kerk riepen de synode via het Confessioneel Gereformeerd Beraad op om THuK-hoogleraar Cees den Heijer te ontslaan. Waarom? Den Heyer had een boek geschreven met de titel: 'Verzoening, bijbelse notities bij een omstreden thema.'
Het boek handelt over de verzoeningsleer. Die leer houdt in dat Jezus door aan het kruis te sterven de zonden van de hele wereld op zich heeft genomen. Den Heyer stelde, dat deze leer niet als zodanig is terug te vinden in de Bijbel. Zijn voorganger aan de Theologische Hogeschool (1978-1992), emeritus prof. dr. Baarlink, schreef een weerwoord, waarin hij uiteraard precies het tegenovergestelde bepleit. Volgens sommige bronnen werd Den Heyer uiteindelijk geschorst vanwege zijn boek, maar voor zover ik kan nagaan is hij helemaal niet veroordeeld, maar nam hij in 2002 zelf ontslag, lamgeslagen door de vele kritiek die hem ten deel viel.
Jammer dat er maar 24 uur in een dag zitten (die bovendien lang niet allemaal te gebruiken zijn), want ik had de boeken graag allebei al gelezen. Na Kuiterts 'Jezus: nalatenschap van het christendom' waarin hij de tweenaturenleer fileert, ben ik Jezus in een ander licht gaan zien. In dat licht is het heel logisch om de verzoeningsleer te betwijfelen. Helemaal als je erbij stilstaat dat Jezus' kruisdood pas bij het concilie van Nicea in 325 werd uitgeroepen tot een deel van Gods heilsplan met de mens. In 300 jaar kan er veel gebeuren. Er zijn vandaag nog maar weinig mensen die er een 18e eeuws wereldbeeld/mensbeeld op na houden. Bovendien, dat de orthodoxie in de vroegchristelijke kerkstrijd, die voorafging aan het concilie, in 325 als winnaars uit de bus kwam, hoeft nog niet te betekenen dat bijvoorbeeld alleen al de gnostici of Arius c.s. ons niets meer te melden hebben. (Interessant genoeg blijken er ook vandaag nog Arius-aanhangers te bestaan, waaronder sommige messiasbelijdende gemeenten). Het is trouwens geen wonder dat de orthodoxie na het concilie beter voet aan de grond kreeg dan andere stromingen: de door de kerk verklaarde ketters werden vervolgd en o.a. met het zwaard bestreden. Fijn staaltje christendom... (ik herinner mij vaag de woorden: 'Heb je vijanden lief').
Op de jongeaardecreationisten na, geloven veel christenen in evolutionair creationisme. Of je het nu leuk vindt of niet, dat moet iets doen met je opvatting over schuld en zonde. Toen de synode van Dordrecht begin 17e eeuw de Heidelbergse catechismus accepteerde als belijdenisgeschrift, kon men nog niet vermoeden op welke manier Charles Darwin ruim tweehonderd jaar later de moderne (postverlichte) wereld op haar grondvesten zou laten schudden. In vraag en antwoord 7 staat dan ook nog: Vanwaar komt dan zulke verdorven aard des mensen?. Het antwoord erop is: Uit den val en de ongehoorzaamheid onzer eerste voorouderen, Adamen Eva, in het Paradijs , waar onze natuur a; zo is verdorven geworden, datwij allen in zonde ontvangen en geboren worden. Maar als onze verdorvenheid geen historische grondslag heeft, zijn we dan wel verdorven te noemen? En als we niet van het begin af aan verdorven te noemen zijn, waar is dan de verzoeningsleer voor nodig?
Tim Keller zegt in zijn boek 'In alle redelijkheid' dat er nu eenmaal iemand moet betalen wanneer er schuld ontstaat. De dader kan gestraft worden, óf het slachtoffer kan betalen met zijn of haar pijn. Dat laatste is volgens Keller hetgeen gebeurt in de persoon van Jezus: God onderging de pijn van zijn Zoon om de zonden van de mensheid te vergeven.
Als God een bijdrage geleverd heeft aan het onstaan van ons bestaan, dan kan ik me op zich wel iets voorstellen bij de notie schuld. Dat de mensheid als collectief er hier op aarde een rommeltje van maakt, lijkt mij vrij duidelijk. Bovendien, ik heb er al eerder over geschreven, ik ben opgegroeid met de opvatting 'de mens is geneigd tot alle kwaad'. Als we als globale gemeenschap geneigd waren tot alle goeds, dan was Hiroshima een nooit geschreven sciencefiction-verhaal geweest. Maar als deze opvatting op het individu slaat, dan lijkt hij me een dualistische plank mis te slaan. Ik maak teveel mensen mee, die eerder geneigd zijn tot goed dan tot kwaad. (Gelukkig zijn hier fijne leerstellige oplossingen voor: (1) God kijkt naar de gezindheid van het hart: de ongelovige die goeddoet, is niet goed genoeg, want goede werken zonder geloof zijn 'dood' of (2) al het goede wordt door Gods geest bewerkstelligt, en die Geest kan zelfs een ongelovig hart trotseren om het goede in de wereld te bewerken. Tja.)
Maar bij de erkenning van een eventuele schuld is het christelijke verhaal niet af. Er is een stap twee: dat God door een bovennatuurlijk ingrijpen in Maria's baarmoeder een embryo-jongetje plaatst, om deze een jaar of dertig later als veel te jonge man op een gruwelijke manier te laten sterven aan een kruis. Waarbij op mysterieuze wijze de schuld van de mensheid, die zijn oorsprong had in de historische zondeval van Adam en Eva, werd weggewist. Verzoeningsleer. Ik vraag mij af: is dit hele verhaal zijn houdbaarheidsdatum niet gepasseerd?
Iemand vroeg me onlangs of ik met als mijn gepieker en gedenk God niet te klein maak. Maar God schijnt me juist groter toe dan ooit tevoren. Waarom willen mensen Hem toch zo graag opsluiten in de persoon van Jezus? Ik hoop nog eens die God te ontmoeten, die de pijn die de mens zowel indivueel als collectief veroorzaakt aan de ander en aan de aarde, kan verdragen zonder daarvoor bloed te willen zien en wiens 'straf' bestaat uit een oproep tot gerechtigheid en barmharmtigheid waar geen mens met goed fatsoen 'nee' op kan zeggen. Dan kan misschien zelfs ik ooit volmondig zeggen: Prijs de Heer.
Het boek handelt over de verzoeningsleer. Die leer houdt in dat Jezus door aan het kruis te sterven de zonden van de hele wereld op zich heeft genomen. Den Heyer stelde, dat deze leer niet als zodanig is terug te vinden in de Bijbel. Zijn voorganger aan de Theologische Hogeschool (1978-1992), emeritus prof. dr. Baarlink, schreef een weerwoord, waarin hij uiteraard precies het tegenovergestelde bepleit. Volgens sommige bronnen werd Den Heyer uiteindelijk geschorst vanwege zijn boek, maar voor zover ik kan nagaan is hij helemaal niet veroordeeld, maar nam hij in 2002 zelf ontslag, lamgeslagen door de vele kritiek die hem ten deel viel.
Jammer dat er maar 24 uur in een dag zitten (die bovendien lang niet allemaal te gebruiken zijn), want ik had de boeken graag allebei al gelezen. Na Kuiterts 'Jezus: nalatenschap van het christendom' waarin hij de tweenaturenleer fileert, ben ik Jezus in een ander licht gaan zien. In dat licht is het heel logisch om de verzoeningsleer te betwijfelen. Helemaal als je erbij stilstaat dat Jezus' kruisdood pas bij het concilie van Nicea in 325 werd uitgeroepen tot een deel van Gods heilsplan met de mens. In 300 jaar kan er veel gebeuren. Er zijn vandaag nog maar weinig mensen die er een 18e eeuws wereldbeeld/mensbeeld op na houden. Bovendien, dat de orthodoxie in de vroegchristelijke kerkstrijd, die voorafging aan het concilie, in 325 als winnaars uit de bus kwam, hoeft nog niet te betekenen dat bijvoorbeeld alleen al de gnostici of Arius c.s. ons niets meer te melden hebben. (Interessant genoeg blijken er ook vandaag nog Arius-aanhangers te bestaan, waaronder sommige messiasbelijdende gemeenten). Het is trouwens geen wonder dat de orthodoxie na het concilie beter voet aan de grond kreeg dan andere stromingen: de door de kerk verklaarde ketters werden vervolgd en o.a. met het zwaard bestreden. Fijn staaltje christendom... (ik herinner mij vaag de woorden: 'Heb je vijanden lief').
Op de jongeaardecreationisten na, geloven veel christenen in evolutionair creationisme. Of je het nu leuk vindt of niet, dat moet iets doen met je opvatting over schuld en zonde. Toen de synode van Dordrecht begin 17e eeuw de Heidelbergse catechismus accepteerde als belijdenisgeschrift, kon men nog niet vermoeden op welke manier Charles Darwin ruim tweehonderd jaar later de moderne (postverlichte) wereld op haar grondvesten zou laten schudden. In vraag en antwoord 7 staat dan ook nog: Vanwaar komt dan zulke verdorven aard des mensen?. Het antwoord erop is: Uit den val en de ongehoorzaamheid onzer eerste voorouderen, Adamen Eva, in het Paradijs , waar onze natuur a; zo is verdorven geworden, datwij allen in zonde ontvangen en geboren worden. Maar als onze verdorvenheid geen historische grondslag heeft, zijn we dan wel verdorven te noemen? En als we niet van het begin af aan verdorven te noemen zijn, waar is dan de verzoeningsleer voor nodig?
Tim Keller zegt in zijn boek 'In alle redelijkheid' dat er nu eenmaal iemand moet betalen wanneer er schuld ontstaat. De dader kan gestraft worden, óf het slachtoffer kan betalen met zijn of haar pijn. Dat laatste is volgens Keller hetgeen gebeurt in de persoon van Jezus: God onderging de pijn van zijn Zoon om de zonden van de mensheid te vergeven.
Als God een bijdrage geleverd heeft aan het onstaan van ons bestaan, dan kan ik me op zich wel iets voorstellen bij de notie schuld. Dat de mensheid als collectief er hier op aarde een rommeltje van maakt, lijkt mij vrij duidelijk. Bovendien, ik heb er al eerder over geschreven, ik ben opgegroeid met de opvatting 'de mens is geneigd tot alle kwaad'. Als we als globale gemeenschap geneigd waren tot alle goeds, dan was Hiroshima een nooit geschreven sciencefiction-verhaal geweest. Maar als deze opvatting op het individu slaat, dan lijkt hij me een dualistische plank mis te slaan. Ik maak teveel mensen mee, die eerder geneigd zijn tot goed dan tot kwaad. (Gelukkig zijn hier fijne leerstellige oplossingen voor: (1) God kijkt naar de gezindheid van het hart: de ongelovige die goeddoet, is niet goed genoeg, want goede werken zonder geloof zijn 'dood' of (2) al het goede wordt door Gods geest bewerkstelligt, en die Geest kan zelfs een ongelovig hart trotseren om het goede in de wereld te bewerken. Tja.)
Maar bij de erkenning van een eventuele schuld is het christelijke verhaal niet af. Er is een stap twee: dat God door een bovennatuurlijk ingrijpen in Maria's baarmoeder een embryo-jongetje plaatst, om deze een jaar of dertig later als veel te jonge man op een gruwelijke manier te laten sterven aan een kruis. Waarbij op mysterieuze wijze de schuld van de mensheid, die zijn oorsprong had in de historische zondeval van Adam en Eva, werd weggewist. Verzoeningsleer. Ik vraag mij af: is dit hele verhaal zijn houdbaarheidsdatum niet gepasseerd?
Iemand vroeg me onlangs of ik met als mijn gepieker en gedenk God niet te klein maak. Maar God schijnt me juist groter toe dan ooit tevoren. Waarom willen mensen Hem toch zo graag opsluiten in de persoon van Jezus? Ik hoop nog eens die God te ontmoeten, die de pijn die de mens zowel indivueel als collectief veroorzaakt aan de ander en aan de aarde, kan verdragen zonder daarvoor bloed te willen zien en wiens 'straf' bestaat uit een oproep tot gerechtigheid en barmharmtigheid waar geen mens met goed fatsoen 'nee' op kan zeggen. Dan kan misschien zelfs ik ooit volmondig zeggen: Prijs de Heer.
Een Joods Man
Jan Schulte Noordholt
Een joodse man van het jaar nul
die, amper drieëndertig jaren,
gestorven is voor onze schuld
toen wij nog Batavieren waren.
die, amper drieëndertig jaren,
gestorven is voor onze schuld
toen wij nog Batavieren waren.
Ja, sterker nog, die eenmaal dood
en in een diepe rots verborgen
zou zijn verrezen levensgroot
met lijf en ziel een voorjaarsmorgen.
en in een diepe rots verborgen
zou zijn verrezen levensgroot
met lijf en ziel een voorjaarsmorgen.
Die was gezien, gehoord, betast,
en toen ten hemel opgevaren
waar Hij regeert in eeuwigheid.
Die eens ons als een dief verrast
wie weet na hoeveel duizend jaren,
wie weet vannacht. Hij kent de tijd.
en toen ten hemel opgevaren
waar Hij regeert in eeuwigheid.
Die eens ons als een dief verrast
wie weet na hoeveel duizend jaren,
wie weet vannacht. Hij kent de tijd.
Wat is dat voor verhaal, die joodse man,
miraculeus geboren uit een maagd,
die onze schulden op zijn schouders draagt
als balken van een kruis, alsof dat kan?
miraculeus geboren uit een maagd,
die onze schulden op zijn schouders draagt
als balken van een kruis, alsof dat kan?
En dan, waarom? dat impliceert een god
die eerst ons schept en daarna ons verwijt
dat wij maar mensen zijn, en met de dood
ons straft, en dan weer niet, en dan ons lot
en alles wat de wereld lijdt
laadt op de rug van een verdoemde jood.
die eerst ons schept en daarna ons verwijt
dat wij maar mensen zijn, en met de dood
ons straft, en dan weer niet, en dan ons lot
en alles wat de wereld lijdt
laadt op de rug van een verdoemde jood.
woensdag 27 juni 2012
Zij gelooft in mij
Vanochtend vond ik in de kringloopwinkel Harry Kuiterts boek 'Zonder geloof vaart niemand wel'. Onder het genot van een kopje muntthee las ik het al snel tot halverwege uit. Kuitert heeft een prettige schrijfstijl en weet mij goed mee te nemen in zijn gedachtengang.
Kuitert zegt in dit boek onder andere: "Het woordje geloven hoeven we niet zo ingewikkeld te maken. Laten we er b.v. onder verstaan wat een vrouw bedoelt als ze zegt: "ik geloof helemaal in mijn man. (...) Zo geloven christen in Jezus. Ze hebben meer in hem gezien dan anderen. Wat dan? Dat wordt onder woorden gebracht in de christelijke traditie. Die kent niet alleen woorden van maar ook woorden over Jezus en daar sluiten christenen zich, nu eens meer dan weer minder zeker van hun zaak, bij aan. Om Jezus de kurk te noemen waarop onze wereld zal blijven drijven, om lief te hebben zoals Jezus, moet je in hem geloven."
Met die woorden spreekt Kuitert zich nog niet zozeer uit over de (on)waarheid van allerlei leerstellingen, die iemand zou moeten accepteren voor hij zich christen mag noemen (je vindt bijvoorbeeld op www.waaromgeloven.nl een hele stoet aannames, die gedaan moeten worden om in God te mogen geloven). Nee, Kuitert houdt het midden leeg. Hij schept ruimte om geloven op te vatten in brede zin: je hoort er niet pas bij als je de dogma's* uit de apostolische geloofsbelijdenis onderschrijft, maar het gaat erom om geïnspireerd te zijn om lief te hebben. De manier waarop Kuitert geloof invult, nodigt dan ook uit tot een 'levende oriëntatie' (ik vertaal het met: handelingsgerichtheid) in plaats van een oriëntatie op de receptiegeschiedenis van het evangelie en de kerkelijke doctrine over God en Jezus die uit die receptiegeschiedenis is voortgevloeid.
Toen Jezus op aarde rondliep, bestonden er (uiteraard) geen christelijke dogma's. Die dogma's zijn ontstaan, toen mensen onder woorden gingen brengen wat er volgens hen gebeurd was rondom de persoon van Jezus van Nazareth. Kuitert wijst er in zijn boek 'Jezus: nalatenschap van het christendom' terecht op dat die receptiegeschiedenis begint bij het evangelie van Marcus en alles wat hierop aan geschreven en gesproken tekst gevolgd is.
Anders dan veel mensen denken, betekent dat niet zonder meer dat het christendom een nutteloze exercitie is geworden als je niet precies gelooft wat het apostolicum je voorschrijft. Het apostolicum maakt immers deel uit van de manier waarop mensen de persoon Jezus hebben ontvangen en beschreven - de oudste versie is pas in 170 na Christus op schrift gesteld en maakt natuurlijk deel uit van de lange Joodse geschiedenis. God de Vader, God de Schepper hoeft niet opnieuw uitgevonden te worden - er werd voortgebouwd op wat bekend was.
Struinend tussen de boeken, kwam ik ook een kinderbijbel tegen. Woord voor Woord van Karel Eykman. Ook dit is een boek dat niet bouwt op dogma's, maar eruit filtert waar het werkelijk om gaat: de God van Israël, Jezus komen op voor de beklaagde. Zij kijken niet neer op wie er ellendig aan toe is. WIJ hoeven niet neer te kijken op wie er ellendig aan toe is. Onze handen zijn dichtbij als er leed is. Onze oren zijn dichtbij als er geluisterd moet worden. Onze ogen zijn dichtbij als wat verkeerd is aan het licht moet komen.
Om opnieuw met Kuitert te spreken:
"Jezus is door zijn woord, door zijn voorbeeld, door de verwachting die zich aan zijn persoon hecht, door de beweging die hij ontketend heeft en die door zijn geest gedragen wordt, een factor geworden in de menselijke wereld. Hij is nog veel meer dan alles wat hij ontketend heeft, maar hij is alvast daarin terug te vinden als een bewogen beweger van onze mensenwereld. Dat is wat het christendom met geloven in Jezus bedoelt."
Als dat geloven is, dan zit er toekomst in. En wie had ooit gedacht dat een Hazes-hit daar mooi bij zou aansluiten.
(* = het woord dogma betekent NB in eerste instantie 'mening'!)
Kuitert zegt in dit boek onder andere: "Het woordje geloven hoeven we niet zo ingewikkeld te maken. Laten we er b.v. onder verstaan wat een vrouw bedoelt als ze zegt: "ik geloof helemaal in mijn man. (...) Zo geloven christen in Jezus. Ze hebben meer in hem gezien dan anderen. Wat dan? Dat wordt onder woorden gebracht in de christelijke traditie. Die kent niet alleen woorden van maar ook woorden over Jezus en daar sluiten christenen zich, nu eens meer dan weer minder zeker van hun zaak, bij aan. Om Jezus de kurk te noemen waarop onze wereld zal blijven drijven, om lief te hebben zoals Jezus, moet je in hem geloven."
Met die woorden spreekt Kuitert zich nog niet zozeer uit over de (on)waarheid van allerlei leerstellingen, die iemand zou moeten accepteren voor hij zich christen mag noemen (je vindt bijvoorbeeld op www.waaromgeloven.nl een hele stoet aannames, die gedaan moeten worden om in God te mogen geloven). Nee, Kuitert houdt het midden leeg. Hij schept ruimte om geloven op te vatten in brede zin: je hoort er niet pas bij als je de dogma's* uit de apostolische geloofsbelijdenis onderschrijft, maar het gaat erom om geïnspireerd te zijn om lief te hebben. De manier waarop Kuitert geloof invult, nodigt dan ook uit tot een 'levende oriëntatie' (ik vertaal het met: handelingsgerichtheid) in plaats van een oriëntatie op de receptiegeschiedenis van het evangelie en de kerkelijke doctrine over God en Jezus die uit die receptiegeschiedenis is voortgevloeid.
Toen Jezus op aarde rondliep, bestonden er (uiteraard) geen christelijke dogma's. Die dogma's zijn ontstaan, toen mensen onder woorden gingen brengen wat er volgens hen gebeurd was rondom de persoon van Jezus van Nazareth. Kuitert wijst er in zijn boek 'Jezus: nalatenschap van het christendom' terecht op dat die receptiegeschiedenis begint bij het evangelie van Marcus en alles wat hierop aan geschreven en gesproken tekst gevolgd is.
Anders dan veel mensen denken, betekent dat niet zonder meer dat het christendom een nutteloze exercitie is geworden als je niet precies gelooft wat het apostolicum je voorschrijft. Het apostolicum maakt immers deel uit van de manier waarop mensen de persoon Jezus hebben ontvangen en beschreven - de oudste versie is pas in 170 na Christus op schrift gesteld en maakt natuurlijk deel uit van de lange Joodse geschiedenis. God de Vader, God de Schepper hoeft niet opnieuw uitgevonden te worden - er werd voortgebouwd op wat bekend was.
Struinend tussen de boeken, kwam ik ook een kinderbijbel tegen. Woord voor Woord van Karel Eykman. Ook dit is een boek dat niet bouwt op dogma's, maar eruit filtert waar het werkelijk om gaat: de God van Israël, Jezus komen op voor de beklaagde. Zij kijken niet neer op wie er ellendig aan toe is. WIJ hoeven niet neer te kijken op wie er ellendig aan toe is. Onze handen zijn dichtbij als er leed is. Onze oren zijn dichtbij als er geluisterd moet worden. Onze ogen zijn dichtbij als wat verkeerd is aan het licht moet komen.
Om opnieuw met Kuitert te spreken:
"Jezus is door zijn woord, door zijn voorbeeld, door de verwachting die zich aan zijn persoon hecht, door de beweging die hij ontketend heeft en die door zijn geest gedragen wordt, een factor geworden in de menselijke wereld. Hij is nog veel meer dan alles wat hij ontketend heeft, maar hij is alvast daarin terug te vinden als een bewogen beweger van onze mensenwereld. Dat is wat het christendom met geloven in Jezus bedoelt."
Als dat geloven is, dan zit er toekomst in. En wie had ooit gedacht dat een Hazes-hit daar mooi bij zou aansluiten.
(* = het woord dogma betekent NB in eerste instantie 'mening'!)
zondag 24 juni 2012
woensdag 20 juni 2012
Niemand heeft ooit God gezien
Afgelopen weekend las ik 'Weerwoord' van vader Pieter Boomsma en zijn zoons, de gelovie Arie en de atheïstische Klaas. Vooral de reacties van Klaas vond ik interessant, onder andere omdat hij zijn scepcis ventileert en de vinger op de zere plek legt: "Het eenrichtingsdenken is een kant van religie die mij ongelooflijk tegenstaat. Het idee de waarheid te hebben gevonden in een heilig boek sluit iedere vorm van discussie uit. Alles wat je tegen de ideeën van een gelovige inbrengt, wordt blijkbaar gereduceerd tot een blijk van ontwetendheid: 'Dat kun je allemaal wel zeggen en ik wil je best uit laten praten, maar je weet gewoon niet beter.' Is mijn leven leeg omdat ik niet geloof?"
In twee van zijn stukjes spreekt Klaas over de sociologische theorie van de drie V's. Deze theorie herleidt religie tot de menselijke behoefte aan Verbondenheid, Verklaring en Vervulling.
Hij doelt hiermee wellicht op de theorie van Sociale Driegeleding van Rudolf Steiner. Deze theorie is niet zozeer religietheorie, maar meer een wegwijzer richting een -volgens Steiner- gezonde samenleving. Een godsdienstsociologische theorie met drie V's heb ik helaas nergens kunnen vinden (en dat terwijl het internet vergeven is van V-tritsen).
Als je religietheorieën leest, is het verleidelijk te denken dat het verschijnsel religie met deze theorieën ook daadwerkelijk verklaard is. Religietheorieën draaien immers om de vraag: waar vindt religie haar oorsprong en wat is haar functie? En als het antwoord op die vraag bijvoorbeeld is: de drie V's, dan zou je vervolgens kunnen stellen: "Gods rol is uitgespeeld" om vervolgens zonder gewetensbezwaren overgaan tot het atheïsme. (Enige uitdaging is om je drie V's ergens anders te vinden, maar dat probleem kan een sportvereniging, een vriendengroep of een humanistische sociëteit vast voor een groot deel oplossen.)
Mij is het te kort door de bocht. De belangrijkste conditie waaronder de natuurwetenschappen kennis kunnen verzamelen over de werkelijkheid is: God buiten beschouwing laten. Dat is niet hetzelfde als veronderstellen dat God niet bestaat (Isaac Newton zou zich omdraaien in zijn graf!), maar in de praktijk heeft het hier voor veel wetenschappers wel toe geleid. Dus ook voor sociaal wetenschappers. En ook voor godsdienstsociologen.
Scepcis is dan ook niet alleen op zijn plek bij een atheÏst die het christelijke geloof beschouwt, maar eigenlijk altijd wanneer mensen uitspraken doen over God - zij het vanuit het kamp der gelovigen of het kamp der wetenschappers. Om de oude woorden uit het bijbelboek 1 Johannes maar eens aan te halen: Niemand heeft God ooit gezien. We kunnen eigenlijk met goed fatsoen geen uitspraak over hem doen.
I do not know what I may appear to the world, but to myself I seem to have been only like a boy playing on the sea-shore, and diverting myself in now and then finding a smoother pebble or a prettier shell than ordinary, whilst the great ocean of truth lay all undiscovered before me. - Isaac Newton
In twee van zijn stukjes spreekt Klaas over de sociologische theorie van de drie V's. Deze theorie herleidt religie tot de menselijke behoefte aan Verbondenheid, Verklaring en Vervulling.
Hij doelt hiermee wellicht op de theorie van Sociale Driegeleding van Rudolf Steiner. Deze theorie is niet zozeer religietheorie, maar meer een wegwijzer richting een -volgens Steiner- gezonde samenleving. Een godsdienstsociologische theorie met drie V's heb ik helaas nergens kunnen vinden (en dat terwijl het internet vergeven is van V-tritsen).
Als je religietheorieën leest, is het verleidelijk te denken dat het verschijnsel religie met deze theorieën ook daadwerkelijk verklaard is. Religietheorieën draaien immers om de vraag: waar vindt religie haar oorsprong en wat is haar functie? En als het antwoord op die vraag bijvoorbeeld is: de drie V's, dan zou je vervolgens kunnen stellen: "Gods rol is uitgespeeld" om vervolgens zonder gewetensbezwaren overgaan tot het atheïsme. (Enige uitdaging is om je drie V's ergens anders te vinden, maar dat probleem kan een sportvereniging, een vriendengroep of een humanistische sociëteit vast voor een groot deel oplossen.)
Mij is het te kort door de bocht. De belangrijkste conditie waaronder de natuurwetenschappen kennis kunnen verzamelen over de werkelijkheid is: God buiten beschouwing laten. Dat is niet hetzelfde als veronderstellen dat God niet bestaat (Isaac Newton zou zich omdraaien in zijn graf!), maar in de praktijk heeft het hier voor veel wetenschappers wel toe geleid. Dus ook voor sociaal wetenschappers. En ook voor godsdienstsociologen.
Scepcis is dan ook niet alleen op zijn plek bij een atheÏst die het christelijke geloof beschouwt, maar eigenlijk altijd wanneer mensen uitspraken doen over God - zij het vanuit het kamp der gelovigen of het kamp der wetenschappers. Om de oude woorden uit het bijbelboek 1 Johannes maar eens aan te halen: Niemand heeft God ooit gezien. We kunnen eigenlijk met goed fatsoen geen uitspraak over hem doen.
I do not know what I may appear to the world, but to myself I seem to have been only like a boy playing on the sea-shore, and diverting myself in now and then finding a smoother pebble or a prettier shell than ordinary, whilst the great ocean of truth lay all undiscovered before me. - Isaac Newton
dinsdag 19 juni 2012
J'accuse...!
Na 31 jaar maak ik de balans op. Wat heeft mijn kerklidmaatschap, mijn geloofsopvoeding me gebracht? Ik voel hierbij voornamelijk teleurstelling, boosheid, bitterheid en verwarring.
In de kerken die ik de afgelopen jaren bezocht, wordt in preken vaak verhaald over hoe belangrijk het is om een relatie te onderhouden met God, om God te kennen, om je te richten op Jezus. Je zou denken dat de kerk dan ook haar best zou doen om haar leden juist daarin te onderwijzen, te oefenen.
Terugkijkend op alle tijd die achter me ligt, zie ik dat ik vooral veel geleerd hebben over: over de Bijbel, over de kerkgeschiedenis, over Jezus, over God (voor zover die laatste iets met de eerste drie te maken heeft). Catechisatie draaide voornamelijk om overdracht van kennis, niet van ervaring. Hetzelfde gold voor jeugdvereniging, jeugdkerk, jeugddiensten: ik heb op al deze plekken geleerd over gebed, over meditatie, over het houden van 'stille tijd', maar er is geen mens geweest die het met me heeft geoefend. In een wereld die verandert van modern naar postmodern, van rationeel religieus naar ervaringsgericht, had de kerk moeten meebewegen. Waar is mijn spirituele onderwijs gebleven? Waarom hebben we het nooit geprobeerd: de Benedictijnse methode, het zoeken van de stilte in gezamenlijkheid, het spreken over de betekenis en toepassen van al dat kennen?
Daarom: j'accuse, ik beschuldig.
Natuurlijk, ik heb heel wat keren anderen horen bidden, contact horen zoeken met God. Van heel formeel tot heel persoonlijk, van in algemene termen tot extreem ik-gericht, van vaste formules gebruikend tot met-eigen-woorden-en-met-het-stopwoord-Heer-aan-het-eind-van-elke-zin. Maar ik heb niet vaak persoonlijke gesprekken gehad over de realiteit van spiritualiteit die door bijvoorbeeld Henri Nouwen wél heel mooi wordt beschreven. Ik ben zogezegd niet geoefend in de ups en downs van het contact met God, met het Hogere. Ik heb er geen concrete aanwijzingen voor gekregen. Ik heb geen opdracht meegekregen op catechisatie: probeer eens zus, of zo.
Mischien komt dat omdat de eigenlijke nadruk in veel kerken ligt op de overdracht van de waarheid over Gods heilsfeiten. Ik herinner me dat ik diverse keren geconfronteerd ben met het geloofstreintje: vertrouw niet op je gevoel, maar op Gods beloften uit de Bijbel!
Mijn probleem met het ophangen van het geloof aan feiten is: ik ben geboren in de 20e eeuw. Ik kan Albert Schweitzer, Friedrich Schleiermacher, Paul Tillich, Harry Kuitert, Cees Den Heyer lezen. Ik kan inzien dat de feiten achter de heilsfeiten voor velerlei uitleg vatbaar zijn. Dat ze in sommige gevallen misschien niet eens feiten genoemd mogen worden. Dat Gods beloften uit de Bijbel niet allemaal zo eenduidig zijn als gelovigen denken - daarbij meer dan eens tweeduizend jaar kerkgeschiedenis en een groot aantal invloedrijke en met de kennis van nu: controversiële concilliaire beslissingen, vergetend.
Dat inzicht kan dan eigenlijk maar tot één ding leiden: een ontspoorde locomotief.
Ik zeg hier bewust niet: trein. Er is misschien nog hoop voor de wagonnetjes, mits het me lukt om mezelf te oefenen in de door mij gemiste spiritualiteit. En daarmee wijs ik ook naar mezelf, zeg ik opnieuw: j'accuse, zelfs je m'accuse. Ik ben nog niet uitgezocht.
In de kerken die ik de afgelopen jaren bezocht, wordt in preken vaak verhaald over hoe belangrijk het is om een relatie te onderhouden met God, om God te kennen, om je te richten op Jezus. Je zou denken dat de kerk dan ook haar best zou doen om haar leden juist daarin te onderwijzen, te oefenen.
Terugkijkend op alle tijd die achter me ligt, zie ik dat ik vooral veel geleerd hebben over: over de Bijbel, over de kerkgeschiedenis, over Jezus, over God (voor zover die laatste iets met de eerste drie te maken heeft). Catechisatie draaide voornamelijk om overdracht van kennis, niet van ervaring. Hetzelfde gold voor jeugdvereniging, jeugdkerk, jeugddiensten: ik heb op al deze plekken geleerd over gebed, over meditatie, over het houden van 'stille tijd', maar er is geen mens geweest die het met me heeft geoefend. In een wereld die verandert van modern naar postmodern, van rationeel religieus naar ervaringsgericht, had de kerk moeten meebewegen. Waar is mijn spirituele onderwijs gebleven? Waarom hebben we het nooit geprobeerd: de Benedictijnse methode, het zoeken van de stilte in gezamenlijkheid, het spreken over de betekenis en toepassen van al dat kennen?
Daarom: j'accuse, ik beschuldig.
Natuurlijk, ik heb heel wat keren anderen horen bidden, contact horen zoeken met God. Van heel formeel tot heel persoonlijk, van in algemene termen tot extreem ik-gericht, van vaste formules gebruikend tot met-eigen-woorden-en-met-het-stopwoord-Heer-aan-het-eind-van-elke-zin. Maar ik heb niet vaak persoonlijke gesprekken gehad over de realiteit van spiritualiteit die door bijvoorbeeld Henri Nouwen wél heel mooi wordt beschreven. Ik ben zogezegd niet geoefend in de ups en downs van het contact met God, met het Hogere. Ik heb er geen concrete aanwijzingen voor gekregen. Ik heb geen opdracht meegekregen op catechisatie: probeer eens zus, of zo.
Mischien komt dat omdat de eigenlijke nadruk in veel kerken ligt op de overdracht van de waarheid over Gods heilsfeiten. Ik herinner me dat ik diverse keren geconfronteerd ben met het geloofstreintje: vertrouw niet op je gevoel, maar op Gods beloften uit de Bijbel!
Mijn probleem met het ophangen van het geloof aan feiten is: ik ben geboren in de 20e eeuw. Ik kan Albert Schweitzer, Friedrich Schleiermacher, Paul Tillich, Harry Kuitert, Cees Den Heyer lezen. Ik kan inzien dat de feiten achter de heilsfeiten voor velerlei uitleg vatbaar zijn. Dat ze in sommige gevallen misschien niet eens feiten genoemd mogen worden. Dat Gods beloften uit de Bijbel niet allemaal zo eenduidig zijn als gelovigen denken - daarbij meer dan eens tweeduizend jaar kerkgeschiedenis en een groot aantal invloedrijke en met de kennis van nu: controversiële concilliaire beslissingen, vergetend.
Dat inzicht kan dan eigenlijk maar tot één ding leiden: een ontspoorde locomotief.
Ik zeg hier bewust niet: trein. Er is misschien nog hoop voor de wagonnetjes, mits het me lukt om mezelf te oefenen in de door mij gemiste spiritualiteit. En daarmee wijs ik ook naar mezelf, zeg ik opnieuw: j'accuse, zelfs je m'accuse. Ik ben nog niet uitgezocht.
zondag 17 juni 2012
Deo Volente?
De afkorting D.V. (Deo Volente, zo God het wil) wordt vaak gebruikt in combinatie met een datum. Het is één van de vele manieren waarop mensen zich uitspreken over Gods wil, maar wat bedoelen ze er eigenlijk mee? Dat ze er zeker van zijn dat God wil wat zij willen? Of dat de komende weken nog moeten uitwijzen of bijvoorbeeld hun huwelijksdag al of niet overeenkomstig Gods wil is? Zo niet, dan gaat het feest niet door? Zo wel, dan zal het wel zo bedoeld zijn? Waar ligt de grens voor het gebruik van deze uitdrukking? Wanneer zegt een christen: "Deo Volente", en waneer niet? Heeft God overal iets over te willen, of niet?
Dit soort vragen raken de vraag naar de rol van toeval in ons leven. Er zijn mensen die stellig menen: "Toeval bestaat niet!" Behalve als ze tien keer achterelkaar zes gooien met Risk, dat is toch wel heel toevallig. Want God besteedt zijn tijd toch niet aan het beïnvloeden van spelletjes Risk? Maar komt iemand een uit het oog verloren oud-klasgenoot op vakantie in Zuid-Spanje, dan mag dat geen toeval heten (Zou ik iets met die persoon moeten? Is er een hoger doel?). En hebben we het over huwelijkspartners of een nieuwe, leuke baan, dan zeggen gelovigen vaak zonder twijfel: dit is vast Gods plan voor mij! (Anders had hij er toch wel een stokje voor gestoken?).
Gods plan. Een beetje nieuwerwetse christen gaat ernaar op zoek. Het plan dat God met mensen heeft lijkt vooral betrekking te hebben op de grote dingen des levens: wat voor studie, wat voor werk moet ik doen? in welke straat moet ik wonen? hoeveel kinderen zullen we krijgen? Het gaat eigenlijk nooit over of iemand de scheiding van zijn haar links of rechts moet dragen, of hij wel of geen melk moet drinken en welke fiets hij moet kopen.
Moe word ik ervan, dat gezemel over Gods plan met individuele levens. En ook van alle christelijke "quick fixes" die te berde worden gebracht als een kind van twee sterft aan kanker, als vrienden kinderloos blijven, als lieve mensen tegen wil en dank vrijgezel blijven, als iemand zijn baan verliest. Ze schieten per definitie tekort in iedere situatie en helpen niemand.
Nee, als ik iets begrepen heb van zowel de bijbelse boodschap (voor zover er sprake is van één boodschap), dan lijkt die te zeggen: mensen zijn het beste af als zij recht bewerken, vrede tot stand brengen, liefde betonen. En dat kun je doen met of zonder partner, in ieder huis in de stad, met welke studie of baan dan ook en met elk willekeurig aantal kinderen, hoe kort of lang je leven ook duurt.
Dit soort vragen raken de vraag naar de rol van toeval in ons leven. Er zijn mensen die stellig menen: "Toeval bestaat niet!" Behalve als ze tien keer achterelkaar zes gooien met Risk, dat is toch wel heel toevallig. Want God besteedt zijn tijd toch niet aan het beïnvloeden van spelletjes Risk? Maar komt iemand een uit het oog verloren oud-klasgenoot op vakantie in Zuid-Spanje, dan mag dat geen toeval heten (Zou ik iets met die persoon moeten? Is er een hoger doel?). En hebben we het over huwelijkspartners of een nieuwe, leuke baan, dan zeggen gelovigen vaak zonder twijfel: dit is vast Gods plan voor mij! (Anders had hij er toch wel een stokje voor gestoken?).
Gods plan. Een beetje nieuwerwetse christen gaat ernaar op zoek. Het plan dat God met mensen heeft lijkt vooral betrekking te hebben op de grote dingen des levens: wat voor studie, wat voor werk moet ik doen? in welke straat moet ik wonen? hoeveel kinderen zullen we krijgen? Het gaat eigenlijk nooit over of iemand de scheiding van zijn haar links of rechts moet dragen, of hij wel of geen melk moet drinken en welke fiets hij moet kopen.
Moe word ik ervan, dat gezemel over Gods plan met individuele levens. En ook van alle christelijke "quick fixes" die te berde worden gebracht als een kind van twee sterft aan kanker, als vrienden kinderloos blijven, als lieve mensen tegen wil en dank vrijgezel blijven, als iemand zijn baan verliest. Ze schieten per definitie tekort in iedere situatie en helpen niemand.
Nee, als ik iets begrepen heb van zowel de bijbelse boodschap (voor zover er sprake is van één boodschap), dan lijkt die te zeggen: mensen zijn het beste af als zij recht bewerken, vrede tot stand brengen, liefde betonen. En dat kun je doen met of zonder partner, in ieder huis in de stad, met welke studie of baan dan ook en met elk willekeurig aantal kinderen, hoe kort of lang je leven ook duurt.
vrijdag 15 juni 2012
Here, zegen dit eten. Amen.
Als alles op de schop gaat, komen er vraagtekens te staan op plaatsen waar je ze niet wilt hebben. De opvoeding van onze kinderen bijvoorbeeld leek altijd redelijk overzichtelijk: ze zouden gedoopt, mee naar de kerk, we zouden bidden en bijbellezen aan tafel, we zouden... Maar nu is niets meer vanzelfsprekend.
Een confrontatie met bovenstaande constatering vindt elke dag tenminste drie keer plaats: ochtend, middag en avond. Want voor elke maaltijd dreunen we nog steeds braaf op: "Here, zegen dit eten. Amen." Mijn getwijfel is één ding, maar vaste rituelen die ooit ergens hun oorsprong hadden en toen betekenisvol leken, geef je niet zomaar op.
Desondanks moet ik toegeven dat ik het Herezegenditetenamen altijd al een vreemd gebed gevonden heb. Waarom spreken we het überhaupt uit? Wordt mijn eten er anders van? Wat betekent 'zegen'? Wat vraag ik God eigenlijk? Of is de bedoeling van het stiltemoment voor de maaltijd: mij herinneren aan de honger van anderen? Maar als dat zo is, waarom geven we dáár dan geen uitdrukking aan? Staat God überhaupt wel in relatie tot mijn eten?
Ik ben niet opgegroeid met het idee dat er een bovennatuurlijke kracht loskomt wanneer je iets of iemand zegent. Ik ben eerder grootgebracht met de opvatting, dat zegen is: het goede toewensen, goed spreken over. Later werd ik beïnvloed door andere opvattingen: er "gebeurt"iets als je zegen uitspreekt, machten en krachten komen in beweging, engelen bestrijden demonen. Frank Peretti beschreef zogezegd de realiteit van de hemelse gewesten.
Zo is mijn wereldbeeld, mijn godsbeeld in elk geval niet meer, dus zo kan ik het woord zegen niet meer zien. Maar wat betekent zegenen dan wel, en kan ik er nog iets mee? Zegen is voor mij zo onlosmakelijk verbonden aan God: kan en mag ik het woord nog wel gebruiken als God op losse schroeven staat?
Op de website van de Hebreeuwse Volksschool wordt de verbinding gelegd tussen de Hebreeuwse woorden בָּרַך, bárakh (zegenen) en דָּבָר, dábhar (een zinvol woord zeggen). Door te zegenen, maken we de gezegende groter. Frappant dat het joodse tafelgebed, dat ook op deze pagina te vinden is, zó anders klinkt dan Herezegenditetenamen. Het past woorden toe uit onder andere de psalmen, waardoor het gebed gericht blijkt te zijn op God en niet op het eten:
Gezegend zijt Gij, Eeuwige, onze God, koning van de wereld, Die de vrucht van de wijnstok hebt geschapen.
Gezegend zijt Gij, eeuwige, onze God, koning van de wereld, Die het brood uit de aarde doet voortkomen.
God zegenen. Dat klinkt al een stuk meer voordehandliggend dan mijn eten zegenen. Volgens Jos Douma moeten dit ook de woorden geweest zijn die Jezus zei, voordat hij (volgens het verhaal van Marcus 8) eten uitdeelde aan zijn luisteraars. Maar het zijn geen woorden die ik zomaar nazeggen kan. Tegelijkertijd: Herezegenditetenamen voldoet niet meer. Kan ik een ander, een nieuw gebed mijn strot uit krijgen? Eén waarvan ik (nu nog) niet weet tot wie ik het richten moet? Of blijven we voortaan bij gebrek aan beter zwijgzaam stil?
Ik zie nu al op tegen de lunch.
Een confrontatie met bovenstaande constatering vindt elke dag tenminste drie keer plaats: ochtend, middag en avond. Want voor elke maaltijd dreunen we nog steeds braaf op: "Here, zegen dit eten. Amen." Mijn getwijfel is één ding, maar vaste rituelen die ooit ergens hun oorsprong hadden en toen betekenisvol leken, geef je niet zomaar op.
Desondanks moet ik toegeven dat ik het Herezegenditetenamen altijd al een vreemd gebed gevonden heb. Waarom spreken we het überhaupt uit? Wordt mijn eten er anders van? Wat betekent 'zegen'? Wat vraag ik God eigenlijk? Of is de bedoeling van het stiltemoment voor de maaltijd: mij herinneren aan de honger van anderen? Maar als dat zo is, waarom geven we dáár dan geen uitdrukking aan? Staat God überhaupt wel in relatie tot mijn eten?
Ik ben niet opgegroeid met het idee dat er een bovennatuurlijke kracht loskomt wanneer je iets of iemand zegent. Ik ben eerder grootgebracht met de opvatting, dat zegen is: het goede toewensen, goed spreken over. Later werd ik beïnvloed door andere opvattingen: er "gebeurt"iets als je zegen uitspreekt, machten en krachten komen in beweging, engelen bestrijden demonen. Frank Peretti beschreef zogezegd de realiteit van de hemelse gewesten.
Zo is mijn wereldbeeld, mijn godsbeeld in elk geval niet meer, dus zo kan ik het woord zegen niet meer zien. Maar wat betekent zegenen dan wel, en kan ik er nog iets mee? Zegen is voor mij zo onlosmakelijk verbonden aan God: kan en mag ik het woord nog wel gebruiken als God op losse schroeven staat?
Op de website van de Hebreeuwse Volksschool wordt de verbinding gelegd tussen de Hebreeuwse woorden בָּרַך, bárakh (zegenen) en דָּבָר, dábhar (een zinvol woord zeggen). Door te zegenen, maken we de gezegende groter. Frappant dat het joodse tafelgebed, dat ook op deze pagina te vinden is, zó anders klinkt dan Herezegenditetenamen. Het past woorden toe uit onder andere de psalmen, waardoor het gebed gericht blijkt te zijn op God en niet op het eten:
Gezegend zijt Gij, Eeuwige, onze God, koning van de wereld, Die de vrucht van de wijnstok hebt geschapen.
Gezegend zijt Gij, eeuwige, onze God, koning van de wereld, Die het brood uit de aarde doet voortkomen.
God zegenen. Dat klinkt al een stuk meer voordehandliggend dan mijn eten zegenen. Volgens Jos Douma moeten dit ook de woorden geweest zijn die Jezus zei, voordat hij (volgens het verhaal van Marcus 8) eten uitdeelde aan zijn luisteraars. Maar het zijn geen woorden die ik zomaar nazeggen kan. Tegelijkertijd: Herezegenditetenamen voldoet niet meer. Kan ik een ander, een nieuw gebed mijn strot uit krijgen? Eén waarvan ik (nu nog) niet weet tot wie ik het richten moet? Of blijven we voortaan bij gebrek aan beter zwijgzaam stil?
Ik zie nu al op tegen de lunch.
donderdag 14 juni 2012
Kaarten op tafel
Vandaag las ik Boele Ytsma's 'Van de kaart'. Ik heb het in één ruk uitgelezen, want pagina na pagina leek het boek niet alleen maar over hem te gaan, maar ook over mij: het proces van existentiële twijfel dat je overvalt en waar je niet voor kiest, de eenzaamheid die hierbij hoort, de frustratie, het gevoel van totale verlorenheid nadat je kaartenhuis ("Kathedraal van Zekerheden) in elkaar gedonderd is, the point of no return, het zoeken naar: wat nu? Zelfs Ytsma's bittere nasmaak na een onbarmharmtige en genadeloze boek(?)bespreking van Klaas Hendrikse's 'Geloven in een God die niet bestaat' in een radioprogramma van Andries Knevel kwam me bekend voor: ik beluisterde de bewuste uitzending een aantal maanden geleden, toen ik zocht naar het orthodox-christelijke op het boek in kwestie. Net zoals Ytsma kwam ik van een koude kermis thuis: weinig liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid of zelfbeheersing vielen Hendrikse ten deel.
Ik heb nieuwe dingen geleerd uit het boek van Ytsma. De 'Emerging Church' beweging bijvoorbeeld, daar had ik nog nooit van gehoord. Er blijkt een Nederlandse tak actief te zijn. Al googlend kwam ik op het spoor van bloggers, die net zo twijfelen als ik en zich niet langer gelovig willen noemen, maar zoekend. Bizar hoe bekend hun vragen me nu in de oren klinken, terwijl ik ze een aantal jaren geleden rustig terzijde gelegd zou hebben om vooral medelijden te voelen.
Maar, Ytsma's boek gaat toch ook weer niet helemáál over mij. Anders dan Ytsma kan ik de beweging terug naar de kerk (nog) niet maken, zelfs niet in de voetsporen van de Emerging Church - getuige mijn vorige blog over "De 10 mooiste bijbelverhalen van Zwolle". Daarbij speelt het door mij zo beleefde geen-gehoor van de gevestigde (orthodoxe) kerken op de oproep van nota bene Klaas Hendrikse in zijn open brief aan Arjan Plaisier, scriba van de PKN. van 5 januari 2009:
In vele toonaarden is mij het afgelopen jaar te verstaan gegeven dat de vraag naar God’s bestaan niet wezenlijk, of zelfs een gepasseerd station zou zijn.
Bij lezingen in het land hoorde ik andere geluiden: voor velen die oprecht proberen te geloven is die vraag juist essentieel: wat valt er (nog) te geloven als het bestaan van God wordt betwijfeld? Voor sommigen is mijn boek een steun in de rug, voor anderen is het een brug te ver. Maar zij kunnen en willen niet terug naar “de God van hun jeugd”. Waar kunnen ze terecht?
Er is een plaats nodig waarin zoekende mensen zoals ik alle vragen kunnen stellen die ze op hun hart hebben, zonder dat de antwoorden vooraf vaststaan en zonder dat de mogelijke antwoorden onderscheidend zullen werken. Ytsma hoopt in zijn boek op zo'n plaats: een radicaal-katholieke kerk waarin de kloof tussen orthodox en vrijzinnig overbrugd wordt doordat de focus wordt verlegd van waarheid zoeken naar waarachtigheid betonen.
Als ik Ytsma goed begrepen heb, verwacht hij trouwens wel dat de "kerkgangers" van die radicaal-katholieke kerk het er tenminste over eens zullen zijn dat Jezus de ultieme inspiratiebron is voor de waarachtigheid die ze tentoon willen spreiden. Maar neigt dat nou niet alsnog naar de instandhouding van waarheidsclaims die twijfelaars nu juist van zich af proberen af te schudden? Op basis waarvan zou ik een dergelijk geloof kunnen of moeten aanhangen? Is het niet een "quick fix" voor het ineenstorten van die "Kathedraal van Zekerheden"? Een laatste stukje dat overeind mag blijven staan, omdat de naakte waarheid wel erg naakt is?
Ik heb geen antwoord op die vraag, maar verwacht dat Hendrikse het wel zal formuleren in zijn tweede boek: "God bestaat niet en Jezus is zijn zoon". Hij deed dat eigenlijk al met zoveel woorden in zijn eerste boek, door zich de kerk als een eetcafé voor te stellen, waar mensen van divers pluimage onder de maaltijd zouden kunnen spreken over God. Bijbel, Koran, de krant. Meer spiritualiteit, minder christendom. Ik weet niet of dat de toekomst van de kerk moet zijn. Ytsma bepleit terecht dat de kerk zijn bestaansrecht ontleent aan haar gericht-zijn op Jezus. En dus stel ik mezelf maar weer eens de gewetensvraag: Heeft de kerk, heeft mijn oude geloof nog toekomstmuziek in zich? Of kan ik maar beter nu alvast plaatsnemen in een wilelkeurig eetcafé en kijken of daar andere twijfelaars te vinden zijn...?
Ik heb nieuwe dingen geleerd uit het boek van Ytsma. De 'Emerging Church' beweging bijvoorbeeld, daar had ik nog nooit van gehoord. Er blijkt een Nederlandse tak actief te zijn. Al googlend kwam ik op het spoor van bloggers, die net zo twijfelen als ik en zich niet langer gelovig willen noemen, maar zoekend. Bizar hoe bekend hun vragen me nu in de oren klinken, terwijl ik ze een aantal jaren geleden rustig terzijde gelegd zou hebben om vooral medelijden te voelen.
Maar, Ytsma's boek gaat toch ook weer niet helemáál over mij. Anders dan Ytsma kan ik de beweging terug naar de kerk (nog) niet maken, zelfs niet in de voetsporen van de Emerging Church - getuige mijn vorige blog over "De 10 mooiste bijbelverhalen van Zwolle". Daarbij speelt het door mij zo beleefde geen-gehoor van de gevestigde (orthodoxe) kerken op de oproep van nota bene Klaas Hendrikse in zijn open brief aan Arjan Plaisier, scriba van de PKN. van 5 januari 2009:
In vele toonaarden is mij het afgelopen jaar te verstaan gegeven dat de vraag naar God’s bestaan niet wezenlijk, of zelfs een gepasseerd station zou zijn.
Bij lezingen in het land hoorde ik andere geluiden: voor velen die oprecht proberen te geloven is die vraag juist essentieel: wat valt er (nog) te geloven als het bestaan van God wordt betwijfeld? Voor sommigen is mijn boek een steun in de rug, voor anderen is het een brug te ver. Maar zij kunnen en willen niet terug naar “de God van hun jeugd”. Waar kunnen ze terecht?
Er is een plaats nodig waarin zoekende mensen zoals ik alle vragen kunnen stellen die ze op hun hart hebben, zonder dat de antwoorden vooraf vaststaan en zonder dat de mogelijke antwoorden onderscheidend zullen werken. Ytsma hoopt in zijn boek op zo'n plaats: een radicaal-katholieke kerk waarin de kloof tussen orthodox en vrijzinnig overbrugd wordt doordat de focus wordt verlegd van waarheid zoeken naar waarachtigheid betonen.
Als ik Ytsma goed begrepen heb, verwacht hij trouwens wel dat de "kerkgangers" van die radicaal-katholieke kerk het er tenminste over eens zullen zijn dat Jezus de ultieme inspiratiebron is voor de waarachtigheid die ze tentoon willen spreiden. Maar neigt dat nou niet alsnog naar de instandhouding van waarheidsclaims die twijfelaars nu juist van zich af proberen af te schudden? Op basis waarvan zou ik een dergelijk geloof kunnen of moeten aanhangen? Is het niet een "quick fix" voor het ineenstorten van die "Kathedraal van Zekerheden"? Een laatste stukje dat overeind mag blijven staan, omdat de naakte waarheid wel erg naakt is?
Ik heb geen antwoord op die vraag, maar verwacht dat Hendrikse het wel zal formuleren in zijn tweede boek: "God bestaat niet en Jezus is zijn zoon". Hij deed dat eigenlijk al met zoveel woorden in zijn eerste boek, door zich de kerk als een eetcafé voor te stellen, waar mensen van divers pluimage onder de maaltijd zouden kunnen spreken over God. Bijbel, Koran, de krant. Meer spiritualiteit, minder christendom. Ik weet niet of dat de toekomst van de kerk moet zijn. Ytsma bepleit terecht dat de kerk zijn bestaansrecht ontleent aan haar gericht-zijn op Jezus. En dus stel ik mezelf maar weer eens de gewetensvraag: Heeft de kerk, heeft mijn oude geloof nog toekomstmuziek in zich? Of kan ik maar beter nu alvast plaatsnemen in een wilelkeurig eetcafé en kijken of daar andere twijfelaars te vinden zijn...?
Labels:
Boele Ytsma,
emerging church,
geloof,
Jezus,
kerk,
Klaas Hendrikse,
PKN
zondag 10 juni 2012
De Heer en het weer
Aan het begin van de middag was ik bij de opening van de grote finale van het project over de 10 mooiste bijbelverhalen in Zwolle. Het zonnetje scheen en ik was niet de enige die vond, dat dat mooi meegenomen was. De presentator zei namelijk: "Wat een prachtig weer! En weet je wat dat betekent? God is er bij!" Prompt wilde ik naar huis.
Ik ben de afgelopen maanden vreselijk allergisch geworden voor uitspraken die God reduceren tot ons voorstellingsvermogen. Wat nu, als het geregend had? Was God dan ergens anders geweest? Had daaruit gebleken dat God geen behoefte had aan het evenement? Zou het mislukt geweest? Is Gods goedkeurig zichtbaar in het weer?
Mijn oma zegt wel eens: "Wie moppert op het weer, die moppert op de Heer". Daaruit zou je dan moeten concluderen, dat God het weer bestuurt. Daar zie ik zelf niet zoveel heil in, maar ze zegt daarmee ook met zoveel woorden: "Hoe God zich tot het weer verhoudt, daar hebben wij mensen geen idee van". Dat is mijns inziens al een sterke verbetering ten opzichte van Gods zegen of nabijheid uit het weer te willen afleiden.
Het mooiste bijbelverhaal van Zwolle bleek trouwens (op basis van 5.000 stemmen) het Paasverhaal te zijn. Wat wilde ik graag dat ik daar zonder enige terughoudendheid naar kon luisteren als "waargebeurd" en "ongecompliceerd". Maar die tijd lijkt voorbij. De laatste dagen lees ik Harry Kuiterts 'Jezus: nalatenschap van het christendom'. Daarin lees ik tot nu toe nog geen schokkende nieuwe informatie. Het is meer een samenvatting van een door mij ingeslagen weg. Een weg die misschien niet zo goed meer past bij dat evenement over de 10 mooiste bijbelverhalen in Zwolle.
Diep in mijn hart vind ik het jammer. Ik kan het geluid van het evenement in de tuin horen en ik weet dat ik er geen deel vanuit maak. Of in ieder geval: er op zo'n andere manier deel vanuit maakt, dat anderen me waarschijnlijk niet langer herkennen als één-van-ons. Dat besef stemt me vaak tot nadenken. Heb ik het mis? Ga ik te ver? Zou ik niet kunnen terugkeren naar dat land van zeker weten?
Een bekende die ik tegenkwam in de trein van Utrecht naar Zwolle, wees me op 'Van de Kaart', een boek van Boele Ytsma. In dat boek -ik moet het nog lezen- vertelt hij over zijn proces van existentiële twijfel. Over (in zijn eigen woorden) hoe "alles dat heilig voor je was, veranderde in de meest onwaarschijnlijk onzin die je maar bedenken kon". Bij het (online) lezen van het eerste hoofdstuk van zijn boek, voel ik me even ietsje minder statenloos dan vanmiddag in het park.
Ik ben de afgelopen maanden vreselijk allergisch geworden voor uitspraken die God reduceren tot ons voorstellingsvermogen. Wat nu, als het geregend had? Was God dan ergens anders geweest? Had daaruit gebleken dat God geen behoefte had aan het evenement? Zou het mislukt geweest? Is Gods goedkeurig zichtbaar in het weer?
Mijn oma zegt wel eens: "Wie moppert op het weer, die moppert op de Heer". Daaruit zou je dan moeten concluderen, dat God het weer bestuurt. Daar zie ik zelf niet zoveel heil in, maar ze zegt daarmee ook met zoveel woorden: "Hoe God zich tot het weer verhoudt, daar hebben wij mensen geen idee van". Dat is mijns inziens al een sterke verbetering ten opzichte van Gods zegen of nabijheid uit het weer te willen afleiden.
Het mooiste bijbelverhaal van Zwolle bleek trouwens (op basis van 5.000 stemmen) het Paasverhaal te zijn. Wat wilde ik graag dat ik daar zonder enige terughoudendheid naar kon luisteren als "waargebeurd" en "ongecompliceerd". Maar die tijd lijkt voorbij. De laatste dagen lees ik Harry Kuiterts 'Jezus: nalatenschap van het christendom'. Daarin lees ik tot nu toe nog geen schokkende nieuwe informatie. Het is meer een samenvatting van een door mij ingeslagen weg. Een weg die misschien niet zo goed meer past bij dat evenement over de 10 mooiste bijbelverhalen in Zwolle.
Diep in mijn hart vind ik het jammer. Ik kan het geluid van het evenement in de tuin horen en ik weet dat ik er geen deel vanuit maak. Of in ieder geval: er op zo'n andere manier deel vanuit maakt, dat anderen me waarschijnlijk niet langer herkennen als één-van-ons. Dat besef stemt me vaak tot nadenken. Heb ik het mis? Ga ik te ver? Zou ik niet kunnen terugkeren naar dat land van zeker weten?
Een bekende die ik tegenkwam in de trein van Utrecht naar Zwolle, wees me op 'Van de Kaart', een boek van Boele Ytsma. In dat boek -ik moet het nog lezen- vertelt hij over zijn proces van existentiële twijfel. Over (in zijn eigen woorden) hoe "alles dat heilig voor je was, veranderde in de meest onwaarschijnlijk onzin die je maar bedenken kon". Bij het (online) lezen van het eerste hoofdstuk van zijn boek, voel ik me even ietsje minder statenloos dan vanmiddag in het park.
dinsdag 5 juni 2012
The present tense - Sidney Carter
Your holy hearsay
is not evidence:
give me the good news
in the present tense.
What happened
nineteen centuries ago
may not have happened:
how am I to know.
The living truth
is what I long to see.
I cannot live upon
what used to be.
So shut the Bible up
and show me how
the Christ you talk about
is living now.
is not evidence:
give me the good news
in the present tense.
What happened
nineteen centuries ago
may not have happened:
how am I to know.
The living truth
is what I long to see.
I cannot live upon
what used to be.
So shut the Bible up
and show me how
the Christ you talk about
is living now.
woensdag 18 april 2012
Miserecordia
Zondag 22 april is de zondag van Miserecordia. Ik heb miserecordia altijd al een mooi woord gevonden, vanaf het moment dat ik het voor het eerst zong (gezang 301 uit het Liedboek voor de Kerken). De Nederlandse vertaling van miserecordia is 'medelijden', maar het woord wordt veel mooier als je je bedenkt dat het misère en hart met elkaar verbindt. Op de zondag van Miserecordia gaat het precies daarom: dat Gods hart zich richt op het lijden van mensen.
Een beroemde christelijke metafoor is die van het borduurwerk. Corrie ten Boom verwerkte de metafoor is een gedicht:
Vanuit dit gezichtspunt moeten we het menselijk lijden begrijpen als iets met een doel, iets dat we nu nog niet begrijpen, maar dat door God gezien wordt in het geheel van zijn plan met de wereld.
Ik word (geestelijk) misselijk van die borduurwerkmetafoor. Waarom zou Gods bovenkant anders zijn dan onze onderkant? Als God er is, laat hem dan tenminste een God zijn, die werkelijk hart voor onze ellende heeft. Het lijden ziet voor wat het is, er niet boven staat, maar er middenin. Soms heb ik het gevoel, dat mensen God groter (en daarmee onbereikbaarder) maken dan wat of hoe hij werkelijk is.
Philip Yancey schrijft in zijn boek 'Op zoek naar de onzichtbare God' over de Britse bisschopd Dr. Leslie Weatherhead. Weatherhead analyseert in zijn boek "Will of God" de uitdrukking 'de wil van God'. Hij deed dit, omdat hij er slecht mee kon omgaan wanneer mensen de term "Gods wil" gebruikten wanneer hen ellendige dingen overkwamen, bijvoorbeeld het overlijden van een kind. Hij onderscheidt in elk geval drie soorten wil van God:
- zijn oorspronkelijke (intentional) wil (om met de metafoor van Genesis 1 te spreken: dat alles zeer goed was en zou blijven),
- zijn omstandigheidsgerelateerde (circumstantial) wil (dat God omstandigheden gebruikt om zijn oorspronkelijke wil te realiseren voor en met degenen die op Hem vertrouwen, ofwel: het verkeerde, boze en fout omplooit richting zijn ultieme wil)
- zijn ultieme wil (God overwint uiteindelijk, ondanks dat de mens zijn oorspronkelijke wil weerstond en ondanks de omstandigheden die die mens hiermee voor zichzelf creëerde)
De drie zijn niet van elkaar te scheiden, vormen één geheel. In mijn ogen zijn ze zeker niet reduceren tot een borduurlapje, waarbij ik geduldig tegen de onderkant aankijk en er maar op moet vertrouwen dat de bovenkant wél mooi is. Nee, ik kan voor mezelf hoogstens accepteren dat de broddelwerkjes van onze menselijke levens uiteindelijk samen iets moois zullen vormen, zelfs al zijn ze op zichzelf onbruikbaar en afzichtelijk. Een soort bizar patchwork, waarin iets oneindig lelijks omgevormd wordt tot iets dat troostvols en comfortabels als een warme deken. Zonder borduurwerk graag.
Een beroemde christelijke metafoor is die van het borduurwerk. Corrie ten Boom verwerkte de metafoor is een gedicht:
God ziet van het borduurwerk
ook de bovenkant.
Wij zien slechts draden en knopen
dus alleen de onderkant.
ook de bovenkant.
Wij zien slechts draden en knopen
dus alleen de onderkant.
God houdt heel het borduurwerk
veilig in zijn hand.
Hij weet hoe het worden moet
Hij ziet de boven- én onderkant.
veilig in zijn hand.
Hij weet hoe het worden moet
Hij ziet de boven- én onderkant.
Vanuit dit gezichtspunt moeten we het menselijk lijden begrijpen als iets met een doel, iets dat we nu nog niet begrijpen, maar dat door God gezien wordt in het geheel van zijn plan met de wereld.
Ik word (geestelijk) misselijk van die borduurwerkmetafoor. Waarom zou Gods bovenkant anders zijn dan onze onderkant? Als God er is, laat hem dan tenminste een God zijn, die werkelijk hart voor onze ellende heeft. Het lijden ziet voor wat het is, er niet boven staat, maar er middenin. Soms heb ik het gevoel, dat mensen God groter (en daarmee onbereikbaarder) maken dan wat of hoe hij werkelijk is.
Philip Yancey schrijft in zijn boek 'Op zoek naar de onzichtbare God' over de Britse bisschopd Dr. Leslie Weatherhead. Weatherhead analyseert in zijn boek "Will of God" de uitdrukking 'de wil van God'. Hij deed dit, omdat hij er slecht mee kon omgaan wanneer mensen de term "Gods wil" gebruikten wanneer hen ellendige dingen overkwamen, bijvoorbeeld het overlijden van een kind. Hij onderscheidt in elk geval drie soorten wil van God:
- zijn oorspronkelijke (intentional) wil (om met de metafoor van Genesis 1 te spreken: dat alles zeer goed was en zou blijven),
- zijn omstandigheidsgerelateerde (circumstantial) wil (dat God omstandigheden gebruikt om zijn oorspronkelijke wil te realiseren voor en met degenen die op Hem vertrouwen, ofwel: het verkeerde, boze en fout omplooit richting zijn ultieme wil)
- zijn ultieme wil (God overwint uiteindelijk, ondanks dat de mens zijn oorspronkelijke wil weerstond en ondanks de omstandigheden die die mens hiermee voor zichzelf creëerde)
De drie zijn niet van elkaar te scheiden, vormen één geheel. In mijn ogen zijn ze zeker niet reduceren tot een borduurlapje, waarbij ik geduldig tegen de onderkant aankijk en er maar op moet vertrouwen dat de bovenkant wél mooi is. Nee, ik kan voor mezelf hoogstens accepteren dat de broddelwerkjes van onze menselijke levens uiteindelijk samen iets moois zullen vormen, zelfs al zijn ze op zichzelf onbruikbaar en afzichtelijk. Een soort bizar patchwork, waarin iets oneindig lelijks omgevormd wordt tot iets dat troostvols en comfortabels als een warme deken. Zonder borduurwerk graag.
Abonneren op:
Posts (Atom)