zondag 23 september 2012

God en zijn superheldcomplex

Nadenkend over God, kwam ik tot de conclusie dat ik eigenlijk altijd vooral in een Opperwezen geloofd heb. Hoewel je als christelijk kind van jongsaf aan verteld wordt, dat God niet is als een mens, leer je desondanks al vroeg om je hem als een soort Superheld voor te stellen.

Ten eerste wordt God in de kerk almachtig genoemd, bijvoorbeeld door de woorden van de apostolische geloofsbelijdenis of een lied. Almacht volgens Wikipedia is onbeperkte macht over alles en iedereen. Met dat woord in relatie tot God kwam ikzelf in de knoei. Want hoe werkt dat, zo'n almachtige God? Betekent 'almachtig' dat hij alles kan? Kan hij voor mijn huis in een oogwenk een flatgebouw met inwoners doen verrijzen? Kan hij de Mount Everest verplaatsen? Kan hij een terminale kankerpatiënt genezen? Kan hij scheppen in zes dagen? Had hij de tsunami van 2004, waarin 200.000 mensen stierven en vele miljoenen emotionele en/of materiële schade opliepen, maar waaraan wij en onze Thaise vakantiebungalow zonder schade aan ontkwamen, kunnen voorkomen? Of kunnen omleiden? Of heeft hij hem aangericht? Kan God een mens laten opstaan uit de dood? Moet ik dit soort dingen geloven over God, om hem God te laten zijn?

Interessant genoeg zullen kinderen in deze tijd wellicht minder snel worstelen met Gods vermeende almacht. In de NBG-Vertaling heette God nog 49 keer de Almachtige, in de Nieuwe Bijbelvertaling komt deze aanduiding nog maar 11 keer voor, waarvan 9 keer in het dubieuze boek Openbaring. Een voorbeeld: waar Abraham in 1951 in de NBG-vertaling nog te horen krijgt: "Ik ben God, de Almachtige", heeft hij in de Nieuwe Bijbelvertaling van 2004 ineens van doen met "God, de Ontzagwekkende" (Genesis 17). Almacht is blijkbaar niet meer wat het geweest is. Het past misschien ook niet meer zo bij hoe wij mensen denken over God. De tegenwoordig meer populaire boodschap over God is die van een nabije, Ik-zal-er-zijn en niet die van de heerser op de troon in het hemelrijk.

Een tweede invloed die leidt tot het beeld van God-als-Superheld zijn de liedjes die je als kind aangeleerd krijgt in een christelijke leefomgeving. Ik kan me bijvoorbeeld herinneren: "Jong en Oud. Wees niet Koud. Zeg het voort. Hij is groter, mooier, sterker en beter." Of: "Mijn God is zo groot, zo sterk en zo machtig, er is niets dat God niet kan doen." Tegenwoordig klinkt op christelijke kindercd-tjes: "God is de beste, de beste voor altijd." Zo verwordt God langzaam maar zeker tot antropomorfe (vermenselijkte) Alleskunner: in elk opzicht de overtreffende trap van de mens die toenadering tot Hem zoekt: sterker, beter, mooier, wijzer, machtiger (nou ja, niet elk opzicht. God is meestal niet handiger, seksueler, geleerder, verliefder, gespierder dan mensen).

Een derde invloed is dat het eigenlijk wel prettig is om in God-als-Superheld te geloven. Dan kan hij immers oplossen en goedmaken, wat wij door niet of onjuist te handelen aan rottigheid veroorzaken. God kan alles met alles en iedereen op elk moment. Wij kunnen 's nachts lekker slapen, zelfs als de wereld in brand staat. God is in control, tot in de puntjes zowel ons individuele als dat van de mensheid en de planeet in zijn geheel.

In de jaren zestig kwam de God-is-dood theologie op. Het was een reactie op een godsbeeld dat niet bleek opgewassen tegen de realiteit van de Tweede Wereldoorlog. Ik ken de uitspraak "God is dood" vooral van Nietzsche. Ik was eigenlijk minder bekend met de context waarin Nietzsche dit zegt. Hij zegt namelijk niet alleen dat God dood is, hij zegt in de eerste plaats dat wij God vermoord hebben.

"Wohin ist Gott? rief er, ich will es euch sagen! Wir haben ihn getödtet, – ihr und ich! Wir Alle sind seine Mörder! Aber wie haben wir diess gemacht? Wie vermochten wir das Meer auszutrinken? Wer gab uns den Schwamm, um den ganzen Horizont wegzuwischen? Was thaten wir, als wir diese Erde von ihrer Sonne losketteten? Wohin bewegt sie sich nun? Wohin bewegen wir uns? Fort von allen Sonnen? Stürzen wir nicht fortwährend? Und rückwärts, seitwärts, vorwärts, nach allen Seiten? Giebt es noch ein Oben und ein Unten? Irren wir nicht wie durch ein unendliches Nichts? Haucht uns nicht der leere Raum an? Ist es nicht kälter geworden? Kommt nicht immerfort die Nacht und mehr Nacht? […] Gott ist todt! Gott bleibt todt! Und wir haben ihn getödtet! Wie trösten wir uns, die Mörder aller Mörder?"

God is dood? Ik weet het niet. Er is zoveel over God te zeggen en tegelijkertijd kun je eigenlijk het beste je mond houden als je het hebt over God. Maar dat van die almacht, dat geloof ik verder wel. Het is tijd om het heft in eigen handen te nemen en te mijn kleine bijdrage te leveren aan waar God of het hoogste doel in vrijwel elke religie voor staat: nederigheid, liefdadigheid en waarheid(sgetrouwheid) - zoals beschreven door de vermaarde godsdienstwetenschapper Huston Smith in o.a. een interview met Jeffrey Paine in de Huston Smith Reader:

"As for the kind of person we should become, the virtues point the way. In the west these are commonly identified as humility, charity and veracity.  Humility has nothing to do with low self-esteem; it is to recognize oneself as one and fully one but not more than one. Charity is to look upon your neighbor as fully one (with rights and privileges pertaining thereto) just as your are one. Veracity begins with not being deceitful, but it ends in the sublime objectivity that sees things exactly as they are, undistorted by our subjective preferences. These are the virtues of the West.
Asia has the same three virtues, but enters them through the “back door” so to speak, by speaking of three poisons – traits that keep the virtues from flourishing in us. The three are greed (the opposite of humility), hatred (the opposite of charity), and dlusion (the opposite of veracity). To the extent that we expunge these three poisons, the virtues will flood our lives automatically. The convergence of East and West in these areas is remarkable."

***
Tederheid - Dorothee Sölle
Toen ik over de tederheid van God wilde vertellen moest ik de oudste sprookjes erbij halen
van de nachtegaal die zo zingt dat allen buiten zinnen raakten
niet hier niet hier

Toen ik de tederheid van God wilde meedelen
heb ik geluisterd heb ik gezwegen heb ik zachter gepraat
niet hier niet hier

Toen ik de tederheid van God ging uitdelen
zag ik het ongeloof op twee gezichten van een man en een meisje heel langzaam smelten
of je het gelooft of niet
dat was hier dat was hier


Geen opmerkingen:

Een reactie posten