Eén van de protestkreten tegen de Rooms-Katholieke Kerk ten tijde van de reformatie was: "Sola scriptura". Dit betekent: de Schrift, ofwel de canon van de bijbel, is de enige gezaghebbende bron voor het christelijke geloof. Samen met "Sola gratia" (genade alleen), "Sola fide" (geloof alleen), "Solus Christus" (Christus alleen) en "Soli Deo gloria" (eer aan God alleen) vormde "Sola scriptura" het fundament van een ingrijpende maatschappelijke verandering, waardoor de Rooms-Katholieke Kerk veel van haar macht over de Europese bevolking verloor. De reformatie moet echter niet alleen als kerkelijke beweging worden gezien: zij had belangrijke politieke, sociale en culturele implicaties. De vijf sola's zijn in de loop der tijd verworden tot dogma's van kerken in de gereformeerde traditie. Sola scriptura wijst binnen de huidige context trouwens niet zo sterk meer naar de feilbaarheid van de leer van de Rooms-Katholieke kerk, maar voornamelijk naar de bijbel als onfeilbare bron voor kennis over God. Maar hoe werkt zo'n dogma nu in de praktijk? Hoe doe je dat, sola scriptura?
Lastige vraag, geen goed antwoord. Zoveel mensen, zoveel bijbelinterpretaties, zoveel manieren waarop die bijbel gezag kan uitoefenen. Bovendien, het principe sola scriptura alleen al herbergt in zichzelf een vreemde tegenstelling: de boekenverzameling die wij bijbel noemen, is immers niet als één geheel uit de lucht komen vallen, maar is een product van menselijke beslissingen. Bij de totstandkoming van de canon van het Nieuwe Testament werden verschillende criteria toegepast om te bepalen of een boek tot de canon mocht behoren. Veel boeken haalden het (zij het na verhitte discussies onder kerkelijk leiders), sommigen niet. In 397 na Christus werd de canon vastgesteld tijdens het derde concilie van Carthago. (Verwarrend is dat de verschillende wereldkerken niet allemaal precies dezelfde canon hanteren, omdat sommige boeken in de loop van de geschiedenis opnieuw beoordeeld zijn. Dat roept bij mij vragen op, bijvoorbeeld: hoe hebben de protestanten na de reformatie bepaald dat bepaalde boeken toch niet tot de canon moesten behoren?)
Fundamentalistische christenen claimen dat je de bijbel letterlijk kunt nemen van kaft tot kaft. Dennis McKinsey had zo'n beetje als levensmissie om die claim te bestrijden. Hij schreef o.a. The Encyclopedia of Biblical Errancy en bracht hierover ook nog elke maand een nieuwsbrief uit. Als je al dit materiaal doorspit, kom je minstens tot de conclusie dat de bijbel in ieder geval geen geschiedenis-, biologie-, natuurkunde, scheikundeboek is. (NB. Kritiek op Dennis McKinsey is er ook, bijvoorbeeld hier).
Een letterlijke interpretatie van de bijbel lijkt me geen recht doen aan de manier waarop deze boekenverzameling is ontstaan, aan de teksten die erin staan én aan de kennis die de wetenschap na de opschriftstelling van die teksten heeft verworven.
Bijvoorbeeld: als je de tekst van Jozua 10 letterlijk neemt, hebben zon en maan ooit een dag lang stilgestaan aan de aardse hemel. Dat correspondeert met een geocentrisch wereldbeeld, dat tot ver in de vroegmoderne tijd door de Rooms-katholieke kerk werd geleerd. Door de suggestie van Copernicus dat de aarde een hemellichaam was en dat zij met de andere planeten om de zon draait, werd niet alleen het geocentrisch wereldbeeld, maar ook de autoriteit van de kerk ondermijnd. Copernicus publiceerde over zijn heliocentrische theorie, maar stierf niet lang daarna. Galilei nam zijn suggestie over en stond ervoor op de bres, met levenslang huisarrest tot gevolg. Wat dat betreft was het posthuum excuus aan Galilei door de Rooms-Katholieke kerk in 1992 (!) op zijn plaats... Ik vraag me af: van welke zaken zullen wij over 100 jaar zeggen, dat de kerk links is ingehaald door de wetenschap? Of erger nog, van welke punten kunnen we nu al zeggen, dat de wetenschap de kerkelijke leer/de bijbel moet mogen corrigeren? Wat blijft er dan nog over van die bijbel? Kan de canon de christelijke leerstellingen, bijvoorbeeld zoals weergegeven in de apostolische geloofsbelijdenis, dan nog wel ondersteunen?
Veel schriftcritici zullen zeggen dat de relevantie van de bijbel vooral moet worden gezocht in de betekenis van haar tekst en niet in haar weergave van de geschiedenis. Dit reduceert in ieder geval de spanning tussen geloof en wetenschap, maar overtuigt mij nog niet helemaal van de bijbel als bron van kennis over God.
Joseph Smith, de stichter van de Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen, zei dat het door hem ontvangen Boek van Mormon goddelijk geïnspireerd was. Hij voerde twaalf getuigen op die allen beweerde dat ze de gouden platen waarin de originele tekst van het boek gegraveerd stond, hadden gezien. Die gouden platen zijn nu niet meer op aarde, omdat de hemelse boodschapper Moroni van wie Jospeh Smith ze kreeg, ze weer mee teruggenomen zou hebben naar de hemel. Ik beschouw dit allemaal als pertinente onzin, in de eerste plaats omdat ik niet geloof dat de historische feiten uit het boek en rondom de persoon Joseph Smith kloppen. Ik denk niet dat Jospeh Smith ooit gouden platen heeft gezien en ik denk dat hij zijn getuigen heeft gemanipuleerd zodat zij zouden verklaren dat zij de platen gezien hadden. Ik hecht daardoor geen waarde aan de mogelijke betekenissen die die gebeurtenissen hebben. De mate van betekenis van een tekst staat voor mij blijkbaar niet volledig los van de (historische) betrouwbaarheid ervan.
Sola scriptura. Het klinkt zo eenvoudig, het is het niet.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten